drs. C.J. Rodenburg

drs. C.J. Rodenburg

In ‘De Wekker’ verschenen drie artikelen van de hand van drs. C.J. Rodenburg,
een drieluik over de relatie tussen Joden en christenen, aan de hand van Jesaja 2:1-5:
1) Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren
2) Opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen
3) Laten wij wandelen in het licht des Heren

1) Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren

Opgaan naar Jeruzalem

Jeruzalem is opnieuw een belangrijk centrum geworden voor het Jodendom in onze dagen. Maar niet alleen Joodse pelgrims uit alle wereldstreken bezoeken de stad. Ook voor veel christenen en moslims heeft Jeruzalem een bijzondere betekenis gekregen. Iedere dag brengt nieuwe bezoekers naar de heilige plaatsen in de stad.

In december 2003 gingen mijn vrouw en ik en onze kinderen ‘op’ naar Jeruzalem en begon voor ons de soms moeizame en spannende maar vaak ook indrukwekkende tijd van wonen en werken in Israël. Vanuit het Centrum voor Israëlstudies kreeg ik de opdracht mee om als predikant te zoeken naar de ontmoeting met het Jodendom en me door een houding van luisteren, dienen en getuigen in te zetten voor een betere verhouding tussen Joden en christenen. In twee volgende artikelen wil ik proberen duidelijk te maken wat dat concreet inhoudt. Maar laat ik in dit artikel vertellen met welke houding ik naar Jeruzalem ben gegaan.


Veel mensen, in Nederland en in Israël, vroegen zich af wat ons bezielde om in een tijd van politieke spanningen en geweld te verhuizen. Wij hadden ook zeker onze zorgen over de (on)veiligheid in het land en werden de eerste maanden geconfronteerd met verschillende zelfmoordaanslagen en hun verwoestende gevolgen in onze buurt. Toch won een diep gevoel van solidariteit met het Joodse volk het van de onzekerheid.

In het christelijke Europa heeft het Joodse volk, tot onze schande, eeuwenlang geen veilige woonplaats gevonden. Daarentegen is God trouw gebleven aan zijn volk. Als God zijn volk niet loslaat, dan kunnen wij niet om dat volk heen. Maar de relatie tussen Joden en christenen gaat nog dieper: door het geloof in Jezus de Messias zijn we deelgenoten geworden van het verbond. De kerk is niet denkbaar en verstaanbaar, los van Israël.


Het besef dat de tijd is gekomen om de geschiedenis te herschrijven stond me helder voor ogen. Een van de meest kenmerkende aspecten van de relatie tussen Joden en christenen was dat christenen spraken óver Joden of tégen Joden en met de zendingsopdracht in hun hoofd aanstuurden op bekering tot het christendom. Helaas behoort die houding niet tot het verleden en kom ik ze regelmatig tegen: de christenen die met zo’n beperkte agenda naar hier komen en de ander proberen te overtuigen, in plaats van een gesprek op basis van respect en gelijkwaardigheid te zoeken. De negatieve ervaringen die Joden in de loop der eeuwen hebben opgedaan met christenen worden dan weer onderstreept en het gevoel dat christenen uiteindelijk maar één ding van Joden willen - nl. hun bekering - maakt een echte ontmoeting onmogelijk. Want daarvoor is de bereidheid nodig om mét Joden te spreken en open te staan voor de ander en zijn verhaal en de vragen die dan op jezelf afkomen.

Opgaan naar het huis van de God van Jakob

Een tekst die me sterk aanspreekt en handvatten geeft voor mijn werk is de korte passage waarmee Jesaja 2 begint. De tekst begint zo:

En het zal geschieden in het laatste der dagen:
dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan
als de hoogste der bergen,
en hij zal verheven zijn boven de heuvelen.
En alle volken zullen derwaarts heenstromen
en vele natiën zullen optrekken en zeggen:
Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN,
naar het huis van de God Jakobs.
(Jesaja 2:2-3a)


Naar het huis des Heren op de berg des Heren zullen alle volken opgaan, zegt Jesaja. En ze zullen elkaar aanmoedigen om mee te gaan. Het verlangen dat hen drijft en waarin ik me herken is het verlangen de Here God te ontmoeten. Wie is Hij? De God van Jacob, en geen ander. Naar Jeruzalem opgaan is geen gaan om er iets te brengen, maar om er iets te zoeken. Naar Jeruzalem opgaan is geen gaan om er het Jodendom of de staat Israël te vereren, maar om er de God van Jakob te ontmoeten.


De profetie lijkt stuk te breken op de afwezigheid van het huis van God, de tempel. Hoe kunnen we Hem hier ontmoeten als alleen nog maar een deel van de dragende muur van het tempelplein aanwezig is? Het antwoord ligt voor de hand: daar waar ook in onze tijd, zij het ook anders dan toen, mensen deze God willen dienen. In de synagoge, die in gebed, daden van barmhartigheid en studie van de tora de God van zijn aartsvaders dient. En in de kerk, die op grond van het evangelie van Jezus de Messias de God van Jakob heeft leren kennen. De diepgaande verschillen tussen Jodendom en christendom hoeven we niet te verdoezelen, maar dat neemt niet weg dat dezelfde God zich aan ons heeft geopenbaard en wij allen leven om de eer van zijn naam.


Dat zowel de kerk als de synagoge dat in het verleden - en nóg vaak - niet hebben kunnen of willen erkennen zie ik als één van de grootste uitdagingen. Is de kerk bereid om het Joodse volk en het Jodendom te zien als bondgenoot van God en te doordenken wat het betekent dat christenen mede-erfgenamen zijn geworden? Willen we leren wat het betekent dat Jezus Christus een Jood was en het Nieuwe Testament grotendeels is geschreven door Joden? En, niet in de laatste plaats, zijn we in staat op zo’n wijze van Hem te getuigen dat Joden kunnen zien dat wij door Hem de God van Abraham, Isaac en Jakob zijn gaan dienen?


Mijn opgaan naar Jeruzalem betekent niet dat ik Nederland achter me laat. Eén van mijn taken als Israëlconsulent is de kerken in Nederland te helpen bij de bezinning rond dergelijke vragen en hen te stimuleren de verbondenheid met het Joodse volk handen en voeten te geven. Daarover een volgende keer meer.

2) Opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen

Opgaan en leren

In een vorige bijdrage vertelde ik over het opgaan naar Jeruzalem. Deze keer wil ik vertellen over enkele aspecten van mijn werk.


De eerste taak komt voort uit de ervaring dat we als christenen eigenlijk maar weinig weten over het Jodendom. Als we als kerken zeggen (belijden!) dat we ‘onopgeefbaar verbonden’ zijn met het Joodse volk, moeten we er dan niet ook naar streven die ander te leren kennen en begrijpen? Eén van mijn belangrijkste taken is dan ook daarop gericht: door leven in Israël, studie en ontmoetingen, beter zicht krijgen op wat er in de Joodse wereld leeft en het te verstaan. Om die reden ben ik begonnen met een studieproject over de vraag hoe Joden - anders dan wij christenen - de Schriften lezen. Wat is eigenlijk Heilige Schrift voor Joden en waarom legt het Jodendom zulke andere accenten in de uitleg ervan dan wij christenen? Hoe lezen de verschillende stromingen binnen het Jodendom dezelfde teksten? Om zulke vragen zal het onderzoek draaien.

Tora

Wat al snel duidelijk wordt als je een tijdje in Israël bent is dat de tora, de vijf boeken van Mozes, zo centraal staan in het godsdienstige Joodse leven. Het is onmogelijk dat in enkele zinnen duidelijk te maken! Als ik dat toch wil illustreren met een voorbeeld moet ik direct denken aan de indruk die het altijd weer maakt om te zien hoe in de synagoge op de sjabbat de torarol uit de ark wordt gehaald en met vreugde en eerbied wordt rondgedragen, terwijl wordt gezongen “Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem” (Jesaja 2:3). De tora is de levensboom, het licht, waarin God zich heeft geopenbaard; in de tora ligt de roeping van het volk om een heilig volk te zijn.

Maar de tora speelt ook een belangrijke rol in de cultuur van de staat Israël. We merken dat vooral aan de manier waarop onze kinderen op een niet-religieuze school heel wat meekrijgen van de tora. Tijdens feesten komt een soort huisrabbijn uitleg geven en vaak gaan knutselwerkjes over het bijbelgedeelte dat die week in de synagoge wordt gelezen. Zo kwam onze Rafaël van zes vlak voor het Wekenfeest (half juni) thuis met Mozes die de berg afdaalt met de stenen tafels en had Miriam van vier een kleurplaat met de tien geboden gekregen.

De tora hoort bij de identiteit en de opvoeding van Joden, hoe verschillend zij daar ook invulling aan geven. Het is mooi om te zien hoe onze kinderen verhalen en gesprekken over de betekenis van de tora oppakken en nog probleemloos combineren met wat ze weten en horen over Jezus en het Nieuwe Testament. Dat is voor mij veel ingewikkelder! Geen dag zonder leren.

Tora leren

Verrassend genoeg wijst de tekst uit Jesaja, die ik in een vorig artikel al aanhaalde, ons ook nu de weg: niet alleen zullen de volken opgaan om de God van Jakob te ontmoeten, maar ook om zijn tora te leren.

Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN,
naar het huis van de God Jakobs,
opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen
en opdat wij zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan
en des HEREN woord uit Jeruzalem.
(Jesaja 2:3)


De tora, het Woord van God, moet geleerd en geleefd worden. Dat is vele malen meer dan het naleven van geboden en verboden. In de tora komt de stem van God in de vorm van onderricht tot zijn volk. Ik denk dat dat ook voor ons christenen geldt, al moet ik er wel bijzeggen, dat het Jodendom in de loop der eeuwen veel uitleggingen en commentaren op de eerste vijf boeken van de Bijbel ook als ‘tora’ is gaan beschouwen, en daaraan een even belangrijke status heeft gegeven - iets dat voor ons als christenen onmogelijk is. Aan de andere kant lezen wij dezelfde teksten vanuit het Nieuwe Testament en blijft onze manier van lezen vaak beperkt tot de betekenis voor ons persoonlijk heil en gaan we veelal voorbij aan de rijkdom van Gods tora, zijn onderricht. Samen tora lezen en leren is, ondanks de grote verschillen die er zijn, een verrijkende ervaring.

Dialoog

Een tweede belangrijke taak binnen mijn opdracht sluit daarbij aan, namelijk deelname aan de dialoog. Helaas lijken veel mensen een vertekend beeld te hebben van interreligieuze bijeenkomsten. Er wordt niet gestreefd naar vermenging van godsdiensten of het bereiken van een groots doel als vrede, maar naar wat bereikbaar is in een groep mensen met verschillende achtergronden: leren luisteren naar elkaars verhaal en leren begrip te krijgen voor hoe de ander zijn leven met God ziet. Niet meer en niet minder.

Ik zie de tekst uit Jesaja als uitnodiging om als Joden en christenen bijeen te komen rond de Schriften en de diepte ervan te pijlen. Dat kan alleen samen. Dat houdt in dat we elkaar vertellen hoe wij het Woord verstaan en erop antwoorden. Ontmoeting rond de schriften is zeker niet eenvoudig, want het vraagt intensief luisteren naar de ander. Maar het is ook zeker niet vrijblijvend, omdat een oprecht antwoord nodig is op de vraag welke stem wij hebbben gehoord. Zo biedt de dialoog dus volop ruimte voor het getuigenis van Christus.

Uitgaan

Wat in Jeruzalem geleerd wordt, zegt Jesaja, moet niet daar blijven, maar zal er vanuit gaan. De volken zullen immers Gods wegen leren bewandelen. Daar is ook een belangrijke aansporing voor mij als Israelconsulent. Het leren van tora en het leren van elkaar vraagt erom voortgezet te worden in Nederland. Om die reden zullen jaarlijks studiereizen voor predikanten en studenten worden georganiseerd en hoop ik regelmatig naar Nederland reizen. Zo kan het geleerde gedeeld worden en opnieuw vruchtdragen.

3) Laten wij wandelen in het licht des Heren

Omsmeden

Als ik me, zoals in de vorige artikelen, oriënteer aan Jesaja 2, dan moet nog een ander aspect aan de orde komen. De ontmoeting met de God van Jakob en het leren van zijn tora zijn bepaald geen vrijblijvende zaken. Jesaja draait er niet omheen dat ze confrontatie met zich meebrengen.

En Hij zal richten tussen volk en en volk
en rechtspreken over machtige natiën.
Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden
en hun speren tot snoeimessen;
geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen,
en zij zullen de oorlog niet meer leren.
Huis van Jakob, komt, laten wij wandelen in het licht des HEREN.
(Jesaja 2:4-5)


Het woord van God dat Israël en de volken de weg wil wijzen brengt ook het oordeel met zich mee over de heilloze wegen die wij steeds weer gaan. Wat me bijzonder aanspreekt in deze tekst is dat het leren van Gods tora verandering tot gevolg heeft. In het werkwoord ‘omsmeden’ komt dat sterk naar voren. Wapens worden landbouwwerktuigen; strijden wordt verruild voor planten, snoeien, oogsten.


Zulke woorden en beelden zijn uiteraard bijzonder actueel in het Israël van nu. Het woord vrede lijkt vooral scepsis op te roepen. Kinderen groeien op met geweld en raken al op jonge leeftijd vertrouwd met wapens en het leger. Hun vaders moeten vele jaren een maand per jaar als reservist opkomen draven, bij de ingang van hun school staat altijd een bewaker, om maar een paar dingen te noemen.

Soms schrikken we ervan. Vorig jaar kreeg Miriam, die toen drie was, na een verjaardagspartijtje een speelgoed­pistooltje en bijbehorend poppetje om op te schieten. Enkele weken geleden vertelde Rafaël van zes dat hun tik- en pakspelletje Shoa (Holocaust) heet en de soldaten Nazi’s zijn. Op vele plaatsen kun je legerkleding kopen, zelfs in de Oude Stad en in de winkel bij Yad vaSjem, waar de Holocaust wordt herdacht. We schrikken en we vragen ons af of het ooit zover zal komen, dat de oorlog niet meer geleerd zal worden. En dan gaat het natuurlijk niet meer alleen over het conflict tussen Israeli’s en Palestijnen.

Koninkrijk

Vanuit het Joodse volk is vaak aan christenen de vraag gesteld hoe het toch kan dat met de komst van Jezus de Messias niet het beloofde messianse rijk van vrede en gerechtigheid is gekomen. Moeten we als christenen niet toegeven dat Hij de Messias niet kan zijn geweest?

De vraag is begrijpelijk en terecht. Daarin klinkt mee de ervaring die Joden hebben opgedaan met christenen die geprobeerd hebben met het kruis als zwaard verandering, bekering en vrede af te dwingen. Een religieuze Jood vertelde me onlangs dat hij blij was dat Frankrijk en Nederland de Europese grondwet hadden verworpen. Hij voelde een toenemende angst bij het idee dat Europa een machtsblok zou worden. Iedere keer dat dat in het verleden gebeurde, vertelde hij, waren Joden vroeg of laat de slachtoffers.

De vraag naar het koninkrijk is nog om een andere reden confronterend. Waarom is er zo weinig te zien van de vernieuwende kracht van het evangelie? In de ontmoeting met Joden kan ik uitleggen dat het Koninkrijk van God wel is aangebroken, maar nog niet tot volledige ontplooiing is gekomen. Maar daarmee maak ik hen niet duidelijk wat er werkelijk is veranderd na Jezus’ sterven en opstanding.

Wandelen in het licht

De woorden van Jesaja lijken over een verre toekomst te gaan, die onze wereld niet raken. Soms kom ik christenen tegen die tot de conclusie zijn gekomen dat er in Israël nooit vrede kan komen voordat Jezus terugkomt. Je hoeft je dan blijkbaar ook niet druk te maken over onvrede, onrecht, onveiligheid, verdeeldheid. Ik vraag me af welk getuigenis we met zo’n houding zouden geven van de Heer, die zelf na de opstanding zijn leerlingen groette met ‘vrede’! In plaats van een profetie over de verre toekomst te zijn, maakt Jesaja 2 ons duidelijk dat het er om gaat dat we hier en nu de wapenen in onze handen omsmeden tot gereedschappen waar we een andere, bewoonbare wereld mee kunnen scheppen. Een wereld waarin het licht van Gods woord zichtbaar wordt. Jesaja’s woord eindigt met de aansporing om te wandelen in het licht des Heren!


Hoewel dat woord in eerste instantie is gericht aan het huis van Jakob, het Joodse volk, mogen wij christenen, huisgenoten Gods die we zijn, ons ook aangesproken voelen. Het stuk gereedschap dat ik in mijn situatie in handen heb is vooral een houding van openheid en betrokkenheid bij wie en wat ik tegenkom. Openheid om te leren, openheid voor de ander. Dat betekent vooroordelen afbreken, oppassen voor eenzijdigheid en over de grenzen van je eigen wereld gaan om te zien wat daarachter is.

Het is niet moeilijk vandaaruit de stap te maken naar het slepende conflict tussen Israeli’s en Palestijnen. Mijns insziens is een van de grote problemen, dat beide volken nauwelijks weten wie de ander is en wat de ander in deze moeilijke tijd doormaakt. De kleine bijdrage die wij als christenen uit Europa kunnen leveren is, in de vertrouwelijke sfeer van vriendschappen, te vertellen wat er aan de andere kant van de afscheiding gebeurt en leeft. En het werk te steunen van organisaties die proberen mensen bij elkaar te brengen, zoals gebeurt door ‘Musalaha’ (verzoening), opgericht door palestijnse christenen en messiaanse Joden. Ik geloof dat daarin een duidelijk getuigenis doorklinkt van de verzoening die God in Jezus de Messias voor ons bewerkte en het Koninkrijk dat al is aangebroken.



Deze artikelen zijn in september 2005 verschenen in De Wekker