drs. C.J. Rodenburg

drs. C.J. Rodenburg

Confrontatie of Contextualisatie

Missionaire benaderingen van messiaanse Joden in Israël

Zending zonder Israël

Een van de meest opmerkelijke ontwikkelingen in het denken van de westerse kerken in de twintigste eeuw is wel geweest de bezinning op de relatie tot het Joodse volk. De her­ontdekte verbondenheid met Israël had zo’n grote invloed, dat ze in de kerkorde al in artikel 1 genoemd wordt, voor al het andere.

Er is echter iets vreemds aan de hand met deze principiële keuze. Niet alleen zijn er (nog) maar weinig kerkleden die zich druk maken om de bijzondere verbondenheid met Israël. Zorgwekkender is wel dat in kerkelijke gemeenten waar veel aandacht is voor zending en evangelisatie Israël geen noemenswaardige rol speelt. Het ontbreken van enige verwijzing naar de Jood Jezus in de Alpha­cursus is daarvan een sprekend voorbeeld. De vooronder­stelling lijkt te zijn dat de relatie tot Israël zich elders afspeelt.

Israël is echter dichterbij dan we denken. God is immers met Israël een bijzondere weg gegaan en de andere volken kunnen in deze verbondsrelatie delen. Juist in evangelisatie en zending zou dat tot het Alef-Beth moeten behoren.

Unieke positie messiaanse Joden

Het is misschien goed om van messiaanse Joden in Israël te horen hoe zij hierover denken. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De vraag naar de verhouding tot Israël in al zijn verscheidenheid speelt voor hen namelijk op een geheel andere manier dan voor ons.


We moeten ons realiseren dat:

Confrontatie en contextualisatie

Baruch Maoz was tot voor kort voorganger van de gemeente Emet veCheset, Genade en Waarheid. Hij heeft er geen moeite zichzelf christen te noemen en de gemeente een kerk. Om ervoor te zorgen dat het Evangelie van Jezus Christus in alles centraal staat, moet er volgens hem worden gewaakt voor vermenging met wat vreemd is aan het evangelie. Maoz heeft dan ook geen begrip voor gemeenten die elementen uit de Joodse traditie toevoegen aan hun diensten. Het Jodendom zoals we dat nu kennen is grotendeels on-Bijbels en vaak antikerkelijk, is zijn stelling. In feite is Maoz van mening dat het Evangelie zelf niet aansluit bij de cultuur, maar er als een confronterende boodschap tegenover staat. Dat geldt voor de Joodse godsdienst en cultuur net zo goed als voor een andere godsdiensten en culturen.


Gavriel Gefen, directeur van een messiaanse zendingsorganisatie, wil daarentegen ver gaan in de identificatie met het Joodse volk. Volgens hem dwingt de tweedeling tussen seculiere en religieuse Joden in de Israëlische samenleving messiaanse Joden ertoe om zich te identificeren met het religieuse deel. Hoewel hij vele jaren lid was van een gemeente die een grote plaats toebedeelt aan Joodse tradities, voelde hij de noodzaak van een radicalere keuze: ‘We moeten niet proberen een kerkdienst aantrekkelijker te maken door er Joodse elementen aan toe te voegen, maar in de synagoge de Messias belijden. Daar gaat het principieel om dienst aan dezelfde God van genade en waarheid. Daar, in die context, moet het Evangelie ingaan om erin op te kunnen lichten.’

Bijbel of rabbijnen?

Zowel Maoz als Gefen wijzen halfslachtige pogingen om ergens tussen de kerkelijke en de Joodse traditie in te gaan staan af. Voor Maoz zou dat vertroebeling van het Evangelie betekenen en voor Gefen kunnen zulke aanpassingen nooit ver genoeg gaan. Deze twee misionaire visies zien we min of meer ook terug in discussies in Nederland. Maar er is een verschil. Het gaat hier niet alleen om een soort zendingsstrategie. Tussen Maoz en Gefen speelt namelijk de vraag hoe het rabbijnse Jodendom moet worden gewaardeerd. Maoz ziet slechts tegenstelling tussen Bijbel en rabbijnen. Daar is wel iets voor te zeggen. De rabbijnen hebben namelijk een beslissende wending aan de Joodse godsdienst gegeven, met hun nadruk op de naleving van de Tora-voorschriften. De Bijbel wordt daardoor door de bril van de rabbijnen gelezen en dat leidt niet zelden tot wonderlijke interpretaties. Desondanks weigert Gefen om beide tegen elkaar uit te spelen. Het zijn precies de rabbijnen geweest die ervoor hebben gezorgd dat het Joodse volk kon voortbestaan temidden van allerlei crises en dreigingen. En de naleving van de Tora is diep gemotiveerd door de wens God lief te hebben, zegt hij.

Het is dit punt dat in feite ook de achtergrond vormt van de bezinning op de relatie tussen kerk en Israël. Veel christenen zullen beamen dat het Joodse volk een bijzondere positie inneemt vanwege het verleden (God is met dit volk begonnen) of vanwege de toekomst (Israël zal haar Messias leren aanvaarden). Meer moeite levert het hedendaagse Israël op. Kunnen we daarin de hand van God herkennen; heeft God ons iets te zeggen door het Jodendom? Het mag duidelijk zijn dat ook messiaanse Joden over deze vraag verdeeld zijn.

Onopgeefbaar verbonden

In wezen betekent de belijdenis van onopgeefbare verbondenheid met Israël, dat zending theologisch gezien bij Gods eigen missie begint. Dat is in Jeruzalem, bij zijn volk, de Joden.

Als westerse christenen staan we in relatie tot een volk met vele stromingen: messiaans, orthodox, seculier. Met dát volk zijn we verbonden, voor dát volk bidden we, met dát volk verkondigen we Gods Naam. Met dát volk spreken we over de wijze waarop Hij zich heeft geopenbaard en hoe wij daarop reageren.

Is dit alles relevant voor zending en evangelisatie? Het maakt bescheiden. Het roept verwondering op. Maar het sterkt ook ons vertrouwen. Als God dit volk niet loslaat, dan zijn ook wij wel bewaard.

Vragen:

  1. Herkent u dat Israël geen rol speelt in zending en evangelisatie? Wat is daarvan de reden?
  2. Wat zouden de missionaire visies van Maoz en Gefen betekenen voor de manier waarop uw gemeente in haar omgeving aanwezig is?
  3. Bent u het eens met de gedachte dat we als christenen verbonden zijn met Israël in zijn verscheidenheid?
  4. Wat wordt in de laatste alinea bedoeld met bescheiden zijn, verwondering, vertrouwen? Zijn dat woorden die in zending en evangelisatie een rol moeten spelen?

29 mei 2007
Kees Jan Rodenburg


Dit artikel is najaar 2007 verschenen in Transmissie