drs. C.J. Rodenburg

drs. C.J. Rodenburg

Vreemdeling in Jeruzalem

Inburgeren

We beginnen onze draai te vinden, in Jeruzalem. Nog een paar maanden en we wonen alweer een jaar in Israël. Onze dagen zijn gevuld, de kinderen hebben schoolvriendjes en vriendin­netjes, we komen bekenden tegen op straat en maken praatjes, we verdwalen niet meer in de stad en we hebben alle feesten een keer meegemaakt, om maar een paar dingen te noemen. Integreren is een langdurig en ingewikkeld proces!

Mijn gedachten gaan regelmatig naar mensen die in Nederland zijn komen wonen en zich een weg moeten zien te banen door bureaucratische, culturele, sociale en natuurlijk ook praktische obstakels. Wat een doorzettingskracht en incasserings­vermogen is daarvoor nodig, zeker als je niet kunt terugvallen op anderen en je land, familie, vrienden en huis hebt moeten achterlaten.

Ik vraag me ook regelmatig af hoe ín Israël mensen van uiterst verschillende groepen die obstakels nemen en intergreren. Of is het eigenlijk niet meer mogelijk van integratie te spreken? In dit wonderlijke land zijn tegenstellingen en spanningen niet van de lucht. Ik begin te begrijpen waarom zoveel Israëli’s hun vakantie in het buitenland doorbrengen...

Ontmoeting

Eén van de belangrijkste drijfveren achter mijn werk is het verlangen om gezichten en verhalen te zien en begrijpen van hen die dit land bewonen. Waarom? Omdat de kerk geen handen en voeten kan geven aan de verbondenheid met Israël als ze niet werkelijk weet wie ‘Israël’ is. Dat betekent dat ik de ontmoeting probeer aan te gaan met een breed scala aan mensen en groepingen. Niet alleen Joden maar ook Palestijnen, niet alleen orthodoxe Joden, maar ook Christenen en Moslims, niet alleen Messiasbelijdende Joden, maar ook ‘seculiere’ Joden. Met alleen het woord ‘ontmoeting’ ben je er natuurlijk nog niet, maar daarover straks meer. Eerst een ervaring van enkele weken geleden.

Soekka

Op één van de warmste dagen tijdens het Loofhuttenfeest maakten we met een overvolle Kangoo de korte rit van Jeruzalem naar Ma’ale Adumim. Jeruzalem was duidelijk in een feeststemming, maar het koste ons moeite de stad uit te komen, met name vanwege de grote optocht die het centrum van de stad blokkeerde.

Met elkaar vormden we een onwaarschijnlijke groep. Vijf vrouwen en een man (ik dus), die deels uit Israël en deels uit Europa afkomstig zijn; deels moslim, deels christen. Ons reisdoel was al even onwaarschijnlijk: de grootste nederzetting op de Westbank. Voor de Palestijnen onder ons een spannende gebeurtenis, die ze nog niet eerder of maar eenmaal in hun leven hadden meegemaakt. Waar we naartoe op weg waren? Ons doel was niet de settlement op zich, maar de loofhut van Leah daarin. Als leden van een Jeruzalemse interreligieuze ontmoetingsgroep gingen we graag in op de hartelijke uitnodiging om een bezoek te brengen aan haar soekka.

Ik vond het een bijzondere ervaring. De tafel in de tent stond vol met heerlijke gerechten en drankjes. Onze gastvrouw vertelde over de gebruiken rond de soekka. Snel liet ze een van haar kinderen een etrog bij de buren halen om die te laten zien en te gebruiken bij het loelav-zwaaien. Dat deed ze met haar volle aandacht. En wij zagen hoeveel het voor haar betekende, ook al begrepen we de ins en outs van het ritueel niet.

Bijzonder was het, niet omdat er iets verhevens gebeurde, maar omdat het toch buitengewoon was om een kijkje te krijgen in de keuken van een gezin dat louter om financiele redenen op de Westbank woont. Ons bezoek aan Leah kwam daardoor op me over als een daad, als een protest haast tegen de teneur van afstand nemen, zich afscheiden, contact vermijden, die algemeen lijkt geworden in het huidige Israël.

Vreemdeling ...

Ik wil er wel bij vertellen dat ik dit bezoek indrukwekkend, maar ook confronterend vond. Na die paar uren samen gingen we ook weer onze eigen, gescheiden weg en wat begrijpen we eigenlijk van elkaar? Voor mij komt daar nog bij dat ik als Nederlander een aparte plaats inneem. Ik heb geen wortels in dit land en ondanks ons voornemen hier zes jaar te blijven, zijn we toch voorbijgangers. Als ik wil uitleggen waarom ik hier ben, kan ik dus niet terugvallen op mijn afkomst, maar ook niet op mijn kerklidmaatschap (ik maak immers geen deel uit van de kerk die hier al eeuwenlang is). Ik moet uitleggen wat ik hier beoog. Dat is confronterend, omdat ik niet ‘ergens bijhoor’ en me niet kan verschuilen. Anderen kunnen me nog niet zo goed plaatsen en ikzelf moet mijn plaats ook nog ontdekken.

Ik ben een vreemdeling in Jeruzalem. Dat klinkt als een conclusie en soms voel ik het ook wel zo. Maar ik zie het ook als een vertrekpunt. Vreemdeling zijn heeft niet alleen de betekenis van er buiten staan, maar ook van erbij gekomen zijn, van deelgenoot worden. Het besef dat de God van Abraham, Isaac en Jacob mij door Jezus de Messias betrekt bij Zijn weg met Israël maakt mij dankbaar en roept verwondering op. Dat houdt in dat ik verbonden bén met het Joodse volk, of ik dat nu mooi en inspirerend vind of ergerlijk en lastig. Lastig is het zeker, want wie en waar is nu eigenlijk dat Joodse volk. In de staat Israël, in de VS of alleen in de Bijbel? En hebben we het dan over een bepaalde groep Joden, of...?

... en huisgenoot

Dat ik betrokken ben geraakt bij Zijn weg met Israël betekent ook dat de ontmoeting met Israël me steeds doet realiseren dat ik eerst géén reisgenoot was op die weg en zelfs niet wist dat er een verbond was tussen Hem en dit concrete volk. De kerk heeft de eeuwen door ook geen raad geweten met de concreetheid van het visioen dat de volken naar Sion zullen komen om de Tora te leren (Jesaja 2:4) en jaarlijks het Loofhuttenfeest zullen komen vieren (Zach. 14:16). Naar mijn gevoel staat de kerk nog maar aan het begin van de ontdekking dat ze getrokken is in de kring van het verbond en bevindt zij zich midden in het proces van leren verstaan en leren daarnaar te leven. Voor mijzelf geldt dat in elk geval. Dat proces begint als een beweging naar de ander toe, naar Israël in al zijn verschijningsvormen, maar ik hoop ook op een tweezijdige ontmoeting waarin we onze (geloofs)overtuigingen kunnen verwoorden en verbondenheid ontstaat. Voor mij zou dat betekenen dat ik probeer uit te leggen hoe ik het ervaar om als vreemdeling een huisgenoot van God (Ef. 2:19) te zijn geworden door sterven en opstaan van Jezus de Messias.

Verbondenheid

Zo’n gesprek is, gezien de geschiedenis die Joden met het christendom hebben doorstaan verre van vanzelfsprekend en dat respecteer ik.

De gespreksgroep waar ik het eerder over had levert op een of andere manier het raamwerk waarin we elkaar kunnen ontmoeten en onze overtuigingen en inspiratiebronnen, maar ook vragen en twijfels kunnen verwoorden en laten zien. Dat schept verbondenheid.

Na ons bezoek aan Ma’ale Adumim namen we afscheid voor een wat langere periode, omdat de Ramadan het voor een aantal mensen onmogelijk maakt te komen. Eén van hen maakte de toespeling dat we voor het slotfeest een uitnodiging naar Abu Gosh kunnen verwachten. Ik kijk ernaar uit.

Kees Jan Rodenburg


Verschenen in: Nes Ammim Internationaal 4/2004