rabbijn Yehuda Groentman

rabbijn Yehuda Groentman

Heiligt U!

Parashat Bechoekotai

Thora-lezing ‘Naar Mijn instellingen’ (Leviticus 26:3-27:34)


Samenvatting van de lezing van Yehuda Groenteman
op zondagavond 18 mei - tijdens een studiereis, georganiseerd door het CIS

Het concept van Heiligheid (Kadosh, Kedoesha)

De stam k-d-sh komt negentien keer voor in Parashat BeChoekotai, de laatste lezing van het boek Leviticus, waarin deze stam in totaal 152 keer voorkomt.

Het concept kedoesha wordt nergens in de Thora gedefinieerd. In het Nederlands noemen we het ‘heiliging’ of ‘heiligheid’. Het gebruik van deze stam heeft zich extensief ontwikkeld. Zo spreken we vandaag over het maken van kiddoesh over wijn, of het zeggen van kaddish en de kadoesha in de synagogedienst of het trouwen door man en en vrouw door kiddoeshin (ceremonie met de ring). En we gedragen ons erbij alsof we het concept begrijpen, alsof kadosh in elk van deze handelingen aanwezig is. We schijnen te vergeten dat ‘heilig’ een G’ddelijk {transcendentaal} concept is, en daarom, net zoals ook het concept van G’D, boven het menselijke bevattingsvermogen uitgaat.

Het zelfde mag gezegd worden van het antoniem en synoniem van dit concept; We begrijpen niet exact wat choellin (‘seculaire/mondaine dingen’) betekenen, noch wie een ‘seculair’ persoon is (modern Hebreeuws: chiloni). Eveneens onduidelijk zijn de concepten van tahor, spirituele reinheid in rituele zin; en het tegenovergestelde, tamé, spirituele onreinheid in rituele zin.


Laten we als eerste proberen de betekenis van het concept Kadosh te verduidelijken, zoals het voorkomt in zo’n dertig verzen van de Bijbel:


Kadosh is geassocieerd met verhevenheid, met verheven of verhoogd zijn:

‘Hij die hoog rijst / altijd verblijft, wiens naam heilig is’ (Jes. 57:15)
‘Tegen wie ... heffen jullie ogen hooghartig op?
Tegen de enige Heilige van Israël!’ (2 Kon. 19:22)


Kadosh gaat boven ons bevattingsvermogen uit, boven onze waarneming:

‘Met wie dan kan je Mij vergelijken ... zegt de Heilige’ (Jes. 40:25)

Kadosh is ontzagwekkend:

‘Zij prijzen uw naam groot en ontzagwekkend’ (Ps. 99:3)
‘Zijn naam is heilig en ontzagwekkend’ (Ps. 111:9)

Kadosh is vuur:

Het licht van Israëls zal zijn als vuur / en de vlam van de Heilige’ (Jes. 10:17)

Kadosh is rechtvaardig:

‘De Heilige G’D blijkt heilig door rechtvaardigheid (Tsedaka)’ (Jes. 5:16)

Kadosh is G’D’s keuze:

‘Want diegene die kiest voor de Eeuwige, zal een heilige zijn’ (Num. 16:7)

Wie is heilig volgens de Bijbel?


‘Want Ik ben de Eeuwige, jullie G’D, zorg ervoor dat jullie heilig zijn en blijven jullie heilig omdat Ik heilig ben’ (Lev. 11:44; 19:2; 20:26; 21:8)

‘Heilig, Heilig, Heilig, ! De Eeuwige Tsewaoth (van de heerscharen)’ (Jes. 6:3)
Want ‘Ik de Eeuwige ben heilig in Israël’ (Ezech. 39:7)
‘Door hen die Mij het naast zijn wil Ik geheiligd worden’ (Lev. 10:3)

De nazireeër is kadosh:

‘Zolang zijn nazireeërschap duurt is hij gewijd (kadosh) aan de Eeuwige.’ (Num. 6:8)

De Israëlieten zijn kadosh:

‘Want jullie zijn een gewijd volk aan de Eeuwige, je G’D’ (Deut. 7:8; 14:2; 14 :21)
‘Een koninkrijk van priesters en een heilige natie’ (Exod. 19:6)

De profeet is kadosh:

‘Het is een heilige man G’D’s’ (2 Kon. 4:9)

De Shabbat is kadosh:

‘Wanneer je de Shabbat ‘vreugde’ noemt, dan is G’D’s heilige dag ‘geëerd’ (Jes. 58:13)
‘Een dag van volkomen werkonthouding, een heilige Shabbat is het morgen voor de Eeuwige’ (Exod. 16:23)
‘Maar de zevende dag is een Shabbat van volkomen werkonthouding, een oproep tot bijzondere wijding’ (Lev. 23:4)

De Feestdagen zijn kadosh:

‘Hier volgen de vastgestelde feestdagen van de Eeuwige, die jullie als een oproep tot bijzondere wijding op voor hen bepaalde tijd moeten afkondigen’ (Lev. 23:4)

Het Jowel-jaar is kadosh:

‘Want een bijzondere wijding moet dat jowel-jaar voor jullie hebben’ (Lev. 23:4)

De offers zijn kadosh:

‘Daarna mag hij van de gewijde gaven eten’ (Lev. 22:7)
"De spijzen van zijn G’D , zowel van het allerheiligste als van de heilige, mag hij wel eten" (Leviticus. 21:22).

De Hemelen zijn kadosh:

‘Ziet U daarom neer uit Uw heilige woning uit de hemel’ (Deut. 26:15)

Jeruzalem is kadosh:

‘vestigen in de heilige stad Jeruzalem’ (Neh. 11:1)

De Tempel is kadosh:

‘Hij voltrekt de verzoening aan het Allerheiligste’ (Lev. 16:33)
‘Ik zal hen brengen naar Mijn heilige berg’ (Jes. 66:7)
‘Heidenen ... verontreinigen Uw heilige tempel’ (Ps. 79:1)

De Thora is kadosh:

‘Haar priesters hebben Mijn Leer overtreden: zij hebben geprofaneerd wat voor Mij heilig is’ (Ezech. 22:26)


Deze zes synoniemen boven genoemd geven de hoofd karakteristieken weer van heiligheid: verheven, mysterieus, ontzagwekkend, vurig, rechtvaardig, gekozen door G’D.

Daaruit kan geconcludeerd worden dat iemand of iets wat heilig is een element heeft van, ‘te zijn apart gezet’ - te zijn gesepareerd van alle andere wereldse dingen dat valt onder de sfeer van Choeliem, het seculaire of profane. Dit is de primaire definitie kadosh, heilig.


Een praktische conclusie kan getrokken worden van de tweede reeks geciteerde verzen, die refereren aan wat wordt aangenomen heilig te zijn:

G’D, de nazireeër, de profeet, de Shabbat, de feestdagen, de jowel en evenzo, de hemelen, Jeruzalem, de Tempel, en natuurlijk de Thora, al dit is verheven en apart gezet van wereldse existentie.

Te midden van deze lijst zijn, G’D, de profeet en zijn woord, en de hemelse concepten, die boven het menselijke bevattingsvermogen uitgaan.


Normaal gesproken zou de beste manier zijn om tot het begrip van kadosh te komen een dictionaire definitie van de term; maar dat is problematisch, want vele dictionaires zijn ontwijkend wanneer het gaat om abstracte concepten. Het definiëren van een object zoals een stoel geeft geen probleem, want een stoel behoort tot de algemene categorie van meubelen, waarin zijn specifieke karakteristieke details en doel kan worden gespecificeerd. Maar wat is kadosh? Wat is zijn/haar essentie? Tot welke algemene categorie behoort kadosh, en wat zijn haar/zijn specifieke details? Wat is zijn/haar nut, bruikbaarheid en aanwending? Laat ons proberen om een theoretische analyse weer te geven van de componenten van het concept kadosh, gebaseerd op wat boven is aangehaald.


  1. Kadosh is constant, blijvend (bijna eeuwig), zeer resistent ten aanzien van veranderingen (praktisch onveranderlijk).
  2. EEN HEILIGE WET IS NIET, ZOALS EEN SECULAIRE WET, EEN DIE VERANDERD KAN WORDEN.

Dat is wat kadosh verbreedt en opent: het zicht van zijn/haar toepasbaarheid, kracht, (rechts)geldigheid, zoals ons universum, die sinds ex nihilo naar alle richtingen uitdijt, reikend naar oneindigheid.

In ‘heilig zijn’ is een streven naar perfectie, om alles superlatief te doen; daarom wordt er altijd naar een grotere nauwkeurigheid gestreefd, en diegene die verlangen naar heiligheid zijn er trots op om meer ‘strikt kosher’ te zijn.

Diegene onder ons die deze inspiraties soms belachelijk maken, drijven feitelijk weg van het heilige en bewegen zich gevaarlijk richting het profane.


Kadosh betekent, inhoudend G’ddelijk vermogen van immanente spiritualiteit. Het G’ddelijk refereert aan de volledige innerlijke overtuiging dat ik het heilige besef, omdat ik geloof, en als ik geloof betekent dat, dat ik existeer. Omgekeerd, als ik existeer, dwingt dat mij te geloven en verplicht mij te verlangen naar heiligheid; geloof ik niet en is er geen heiligheid in mij, dan is mijn zelfexistentie onzeker.

Mircea Eliade (Het heilige en het profane, New York 1959) toont aan, dat heilige tijden - en evenzo heilige plaatsen -de onverschilligheid, domheid, saaiheid en het monotone van het leven doorbreekt en een unieke verbinding tot stand brengt, die de mens een gevoel van spiritualiteit geeft, een gevoel van sublieme ontzagwekkende elevatie.


Menselijke elevatie is zo belangrijk in het Judaïsme, dat het wordt beschouwd als het karakteristieke dat de mens onderscheidt van de rest van de schepping en de basis vormt van menselijke moraliteit en cultuurbeheersing en van iemands neigingen en verlangens.

De eerste fase van elevatie is zich afvragen, de tweede is vrees, de derde is morele en culturele beheersing, de vierde is religieuze beheersing - dat is heiligen. Als de wereld haar kracht verliest die elevatie veroorzaakt, als de menselijke ziel een wereld zonder verrassing accepteert, dan verdwijnt de morele ontwikkeling en wordt die overgenomen door geweld, diefstal en corruptie, wat uiteindelijk kan leiden tot moord.


Ogenschijnlijk is het in deze sfeer dat we de woorden moeten begrijpen van de patriarch Abraham met betrekking tot Sarah op hun weg naar het land van de Filistijnen: “Abraham zei, van zijn vrouw Sarah, ‘Zij is mijn zuster’ waarop Koning Awimelech van Gerar, Sara liet weghalen ... Toen ontbood Awimelech Awraham en zei tegen hem: ‘Wat hebt u ons aangedaan en wat hebben wij wel voor verkeerds tegen u gedaan dat u over mij en over heel mijn koninkrijk een grote zonde hebt gebracht?’ Voorts zei Awimelech: ‘Wat hebt u toch beoogd dat u dit gedaan hebt?’ ‘Ik dacht’, zei Abraham, ‘er is ongetwijfeld geen vrees voor G’D in deze plaats, en zij willen mij doden omwille van mijn vrouw!’” (Gen. 20:2,10-11). Dit is wat Abraham vreesde, wetend dat zijn mede bewoners in die tijd mensen waren die door het leven gingen met dagelijkse routine en onverschilligheid, zonder vrees voor G’D, zonder verheffing van de ziel en zonder een besef van het heilige.

Yehuda Groenteman