Inzetten op verzoening

Interview met drs. M.C. Mulder, april 2009
verschenen in ‘Handschrift’ (partijblad van de ChristenUnie)
Translation in english: Aiming for Reconciliation


drs. M.C. Mulder“In het standpunt over Israël is het noodzake­lijk helder­heid te hebben over de Bijbelse gronden daarvoor”, stelt Michael Mulder, directeur van het Centrum voor Israëlstudies. “Als christenen zijn we op een andere manier met Joden verbonden dan met enig ander volk. Dat neemt niet weg, dat er een opdracht ligt om mee te werken aan een vreed­zame oplossing van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Expliciete steun aan de christe­lijke Palestijnse gemeenschap lijkt me daarbij een waardevolle aanvulling op de paragraaf in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie.”

Trouw

Het huidige volk Israël, volk van God?

“Ik vind het van groot belang om te blijven spreken over Israël als volk van Gods verbond. Dat heeft alles te maken met de zekerheid, dat God beloften die Hij gegeven heeft, niet intrekt. Ik weet dat er vanaf het begin van de ChristenUnie een bloedgroep is, die in het geheel niet gewend is om over het huidige Israël als ‘Gods oude verbonds­volk' te spreken. Sinds de komst van Christus is er immers iets wezenlijk veranderd in het verbond van God met mensen. Dat is verbreed. Naar mijn overtuiging heeft de genoemde verbreding in Gods verbond niet tot gevolg dat het oude verbond in feite nauwelijks meer van belang is. Door het werk van Christus mogen heidenen delen in de hoop die God aan Israël beloofd heeft.

Daarom is de blijvende betekenis van Gods woord voor Israël voor mij zo wezenlijk, omdat ik daarmee onderstreept zie, dat ik met een God mag leven, die zich concreet houdt aan wat Hij gezegd heeft. Als Gods woord en Gods trouw voor Israël ophoudt op het moment dat God andere bedoelingen gaat waarmaken, dan mag ik evengoed vraagtekens zetten bij Gods woord en Gods trouw voor mij vandaag. Dat betekent dat ik als christen inderdaad niet om het volk Israël heen wil gaan, als ik over de trouw van God denk. En dat ik andersom, als ik naar Israël kijk, daarin tekenen van die trouw van God zie. Ik zie veel Joden terugkeren naar het land Israël, waar ze onder Joods bestuur een relatief veilige plaats hebben om als Jood te leven. Daarin zie ik een teken van Gods trouw en daarmee ook een manier waarop Gods oude beloften opnieuw gestalte krijgen.

Daarmee verbind ik niet specifieke profetieën met aanspraken op specifieke gedeelten van het land.”

Schrijnend onrecht

Hoe is het mogelijk je op bijbelse gronden verbonden te weten, met een volk dat Palestijnen van hun land verdrijft?

“Er is in Israël veel schrijnend onrecht dat op geen enkele manier met een theologische deken kan worden toegedekt. Dat betreft onder meer onrecht dat door Joden aan Palestijnen is en wordt aangedaan. Een verbondenheid met Israël op Bijbelse, historische en morele gronden, kan nooit een rechtvaardiging van dit onrecht betekenen.

Maar betekent de erkenning van Gods trouw in de stichting van de staat Israël, dat daarmee de staat Israël in zijn totale politiek wordt gelegitimeerd? Ik zie daar nog erg veel tussen staan. Menselijke fouten van Israëlisch bestuur, die niet met Gods leiding te vereenzelvigen zijn; maar ook een eenzijdige belichting van Israëls daden, die wellicht te makkelijk en te snel het onrecht denken te kunnen benoemen.

Het lijkt me van belang voor het politieke standpunt van de ChristenUnie, om ondanks alles wat ons zicht kan ver­troebelen, wel openlijk te blijven erkennen dat er een lijn loopt vanuit Gods trouw aan zijn beloften naar de volken­rechtelijk erkende beslissing van het recht van het Joodse volk op een eigen staat. Ik acht het van belang dat wij als christenen daarin meer zien, dan alleen een volkenrechtelijke beslissing.

Maar dat volkenrechtelijke aspect blijft wel wezenlijk. Terecht staat in het verkiezings­programma dat politieke steun niet buiten de inachtneming van internationale rechts­beginselen om kan gaan.” 

Ruimte voor de ander

Het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie spreekt van veilige en erkende grenzen voor Israël en van erkenning van de nationale aspiraties voor Palestijnen. Realistisch?

“Het is de vraag hoe beide zich met elkaar verhouden. De moeilijkheid is, dat een deel van de Palestijnen bestuurd worden door een door hen gekozen regering, die zich niet demo­cratisch opstelt. Een regering die op een totaal andere manier met zijn burgers omgaat dan dat het geval is in Israël. Een regering die niet bereid is te erkennen dat er een plaats voor het Joodse volk zal mogen zijn in Israël.

Ik deel de analyse van Inez Polak in Trouw van zaterdag 3 januari, die stelt dat elke vredesregeling met Palestijnen een regeling dient te zijn die bij het historische bewustzijn van de Palestijnen past. Ik citeer wat dat volgens haar betekent: ‘Daarom kan het (zo'n regeling) geen definitieve oplossing zijn, want uiteindelijk denken ze natuurlijk te winnen.' Wanneer Israël en de Palestijnse autoriteit echt met elkaar in gesprek gaan, zal de enige basis kunnen zijn, dat men van twee kanten erkent, dat er enige ruimte voor de ander mag zijn.” 

Appels en peren

“In feite vergelijken we appels met peren, wanneer we beide regeringen met elkaar ver­gelijken. Onder een eenzijdig Joods bestuur kunnen Arabieren, leden van Fatah en van Hamas, als burgers leven. Onder een eenzijdig Palestijns bestuur is het niet mogelijk ge­bleken, dat daar Joden als vrije burgers leven. Wellicht zou dat in een door Fatah bestuurd gebied wel mogelijk kunnen zijn, onder een bewind als dat van Hamas is het echt uit­gesloten.

Er wordt veel over disproportionaliteit gesproken. Die is er. Maar we moeten beseffen dat die er in zeer veel opzichten is, omdat we geen eerlijke vergelijking kunnen maken tussen partijen die op dezelfde manier te benaderen zijn. Dat heeft te maken met de manier waarop Arabische leiders met hun eigen bevolking omgaan. Dat heeft vooral te maken met het standpunt, dat al in 1947 is ingenomen door de Arabische wereld: geen plaats voor een erkenning van Joden in Israël.

Op dit moment wordt dat standpunt steeds verder geïslamiseerd, zodat het ook buiten de Arabische wereld steeds duidelijker klinkt.

Als er gezocht wordt naar een manier waarop Israël binnen veilige en erkende grenzen kan bestaan, is het hoogst haalbare bij een aantal partijen wellicht: tijdelijk erkende en veilige grenzen. Ik vrees dat wanneer Israël daar geen genoegen mee wil nemen, er geen oplossing gevonden kan worden.” 


Dus internationaal toezicht?

“Wellicht kan een internationale toezichthouder ervoor zorgen dat een eventueel bestand langere tijd zal bestaan. Daarmee zal het in de moslimwereld breed uitgedragen standpunt, dat er geen definitieve plaats kan zijn voor een Joodse aanwezigheid, wellicht zonder al te veel gezichtsverlies naar de achtergrond gedrongen kunnen worden. En daarmee zal er voor Israël wellicht een situatie  kunnen ontstaan, dat men in overeenstemming met de Oslo-akkoorden meer land afstaat en meer ruimte wil geven voor een eigen bestuur van de Palestijnse gebieden.”

Twee staten

Ziet u oplossingen?

“Op die wederzijdse erkenning kan worden aangedrongen, door op Hamas druk te blijven uitoefenen, dat er alleen een gesprek gevoerd kan worden, als Israël erkend wordt. Anderzijds door op Israël druk uit te blijven oefenen, dat de nederzettingenpolitiek zal stoppen, ook op de Westbank. Fatah zal daartegenover moeten waarborgen dat er bij volledige autonomie, niet een hervatting zal kunnen plaatsvinden van het oude standpunt van de vernietiging van Israël.

Dat betekent dus dat er naar een tweestatenoplossing gestreefd dient te worden, op een manier waarop Palestina zich tot een volwaardige staat kan ontwikkelen. Israel dient daartoe de in de Zesdaagse Oorlog gewonnen gebieden terug te geven. Het gebied van Palestina dient groter te zijn dan het verbrokkelde gebied dat Barak in 2000 beoogde. Daartoe zullen dus ook grotere nederzettingen, zoals bij Hebron, ontruimd moeten worden. De vrees is groot dat de Palestijnen dit automatisch zullen opvatten als een eerste stap in de volledige overwinning op Israël. Daarom zal een internationale toezichthouder, met veel bevoegdheden en door beide partijen erkend, wellicht de beste manier zijn om tot deze oplossing te komen.”


Jeruzalem als ondeelbare hoofdstad?

“Wat heet ongedeeld? Er lopen demografische, infrastructurele, bestuurlijke en economische  scheidslijnen door de stad. Toch is het evident, dat de stad minder gedeeld is dan voor 1967.

Ik ben het ermee eens, dat als teruggave van de in de Zesdaagse Oorlog verkregen gebieden betekent, dat Oost-Jeruzalem onder exclusief Palestijns bestuur komt te staan, dat een verdeling van de stad tot gevolg heeft, die terecht door Israël niet geaccepteerd zal worden. Zo’n verdeling zal het leven in Jeruzalem en de toegankelijkheid van de heilige plaatsen voor de aanhangers van alle drie de aanwezige godsdiensten, onacceptabel moeilijk maken. Moet het dan een Joods bestuur blijven, dat supervisie houdt, ook in Oost-Jeruzalem? Ik trek die conclusie niet op grond van de Bijbelse betekenis van Jeruzalem.

Het lijkt echter ook geen optie, dat gezien de huidige standpunten er gezocht moet worden naar een compleet loslaten van de toegankelijkheid van sommige stukken van Oost-Jeruzalem voor Joden. Joden mogen immers niet op de West-Bank komen, terwijl andersom Arabieren wel in Israël kunnen leven. Vanwege deze incongruentie zal er een oplossing gezocht moeten worden die het voor Joden en voor Arabieren, moslims en christenen, mogelijk maakt om veilig te zijn in heel Jeruzalem en toegang te hebben tot ieders eigen heilige plaatsen. Dat kan nog steeds het beste gereali­seerd worden door een status aparte voor Oost-Jeruzalem, onder internationaal toezicht, en met gezamenlijke inbreng ten aanzien van het bestuur, zoals het ten dele nu ook al het geval is.”

Verzoening

“Er zal alleen financiële en morele steun kunnen worden gegeven, als helder is dat er niet wordt ingezet op geweld op basis van een weigering Israël te erkennen, maar op verzoening. Wellicht kan expliciete steun aan de christelijke Palestijnse gemeenschap daarin meer betekenen dan tot nog toe als beleid wordt gevoerd. Het lijkt me een waarde­volle aanvulling op het programma van de ChristenUnie, als hierin kan worden opgenomen, dat een verstevi­ging van die elementen in de Palestijnse gemeenschap, die uit zijn op verzoening en die het op dit moment zwaar te verduren hebben, extra steun verdienen. Daarbij kan expliciet de christelijke gemeenschap, zowel in de gebieden onder de Palestijnse Autoriteit als in Israël, genoemd worden.”

Cornelis Vlot, eindredacteur Handschrift