drs. M.C. Mulder

drs. M.C. Mulder

Bijdrage aan een studiedag van de PKN op 11 mei 2007, door drs. M.C. Mulder

Messiasbelijdende Joden

Een stukje NT in een synagogedienst

Drie weken geleden bezocht ik in Jeruzalem de gemeente Ro’eh Israel, een Messias­belijdende gemeente, gesticht al in 1972. Wie zijn ogen dicht doet, of alleen voor de deur staat te luisteren, zoals sommige Joden uit de buurt wel eens doen, denkt vrij lang dat het om een gewone sjoel gaat. Er wordt gebeden op dezelfde cantillerende toon en met dezelfde woorden als in de synagoge, waar ik de avond ervoor was. Lange Hebreeuwse gebeden, gevormd door de traditie.

Hetzelfde gedeelte uit de Thora wordt gelezen. In deze maand Adar is de perasha van de week enorm lang, i.v.m. het schrikkeljaar. Ik betreur degene die voor zijn bar mitswa of haar bat mitswa dit hele gedeelte moet kunnen voordragen: vier lange hoofdstukken uit Leviticus.

Maar je merkt dat het een echte vreugde is, als de Thora uit de ark wordt gehaald en rondgedragen, zoals in de synagoge. In de preek betrekt de voorganger, dr. Joseph Shulam, een deel van de perasha op ons leven met God. Het gaat over Nadab en Abihu, die vreemd vuur op het altaar hebben gebracht. Er gaat vuur van God uit dat hen verteert. En dan staat daar dat hun vader Aäron zwijgt, als God zich aan hen als de Heilige betoont. Dat was de tekst: Aäron zweeg. Zo kan het ook bij ons gaan, dat je de Heilige tegenkomt, en dat je geen woorden hebt. Dat er dingen gebeuren waar je niet bij kunt, en je moet zwijgen.

Shulam heeft veel interactie met zijn hoorders. Hij roept herkenning op bij deze tekst, en spreekt op een pastorale toon over wat dit gedeelte voor ons kan betekenen.

Een enkele keer wordt de naam van Jezus genoemd. In de gebeden wordt zijn naam soms aangevuld en alle gebeden worden in zijn naam aan God opgedragen. Er wordt ook uit het NT gelezen: 1 Korintiërs 10. Dat past helemaal bij de perasha van deze week. Paulus haalt de geschiedenis van Israël in de woestijn aan als een voorbeeld voor ons, opgetekend ter waarschuwing, om te rekenen met de Heilige. Dit stukje NT wordt a.h.w. ingevoegd in een zo normaal mogelijke synagogedienst.

Een stukje synagoge in een kerkdienst

De week erna ben ik op sabbat naar een andere gemeente gegaan, die Jezus als Messias belijdt. Toevallig aan dezelfde straat, twee huizenblokken verder. Tijdens de lofprijzing aan het begin van de dienst zit een orthodoxe Jood te luisteren en te lezen. Ik herken ook een Joodse man uit de dienst van de week er voor. Expressief looft hij God, met zijn armen omhoog, net als hij de week ervoor deed. Maar de toon van de liederen is totaal anders. Meer die van een doorsnee evangelical dienst in Amerika. De perasha van de week wordt ook hier gedeeltelijk gelezen. Wij mogen een klein stukje in het Hebreeuws naspreken; niet cantillerend, maar gewoon nazeggen. Maar in de uitleg van dit gedeelte staat niet dit gedeelte zelf centraal. De voorganger gebruikt het thema onreinheid uit het hoofdstuk uit Leviticus, om dat direct te verbinden met hoe er in het NT over onreinheid wordt gesproken. In Leviticus gaat het over melaatsheid van het lichaam, maar in het NT gaat het voortdurend over geestelijke onreinheid. De oproep van de overdenking: zorg ervoor om geestelijk rein te blijven. En in het verdere verloop van de dienst merk ik niet veel verschil met een gewone evangelische dienst in Amerika of Europa. Er wordt persoonlijk gebeden, in groepjes, en met nadruk voor elkaar in de dienst. De lange Hebreeuwse gebeden zijn geheel uit het zicht.

Er is zeker een bewust zoeken naar aansluiting bij de synagoge. Maar de toon en de inhoud is uit een totaal andere wereld. Hier wordt a.h.w. een stukje synagoge ingevoegd in een evangelische kerkdienst.

Twee ervaringen, een wereld van verschil

Het zijn twee ervaringen die ik onlangs zelf had. Zijn dit nu twee Messiasbelijdende gemeenten? Waar zou een Jood zich meer thuis voelen, een gewone seculiere Jood? Waar zou ik mij meer thuis voelen, als ik elke week naar een dienst toe zou gaan? En als het gaat om contact zoeken: waar zouden we dan moeten beginnen? Of zou het lukken met beide contact te krijgen? Is hier een goede ingang in Israël, om een getuigenis te geven van Jezus als de Messias, in de eerste plaats gekomen voor Israël. Moeten we ons hierbij aansluiten? Het zijn vragen waar ik zo maar geen antwoord op heb. En misschien kan deze studiedag daar weer wat verder in helpen.


Ik wil nu drie dingen met u doen.

De situatie in Israël, een fragment uit de geschiedenis

Hoe is de situatie in Israël? Uit de twee voorbeelden die ik noemde blijkt al iets van de diversiteit. De diversiteit is nog veel groter. Er zijn in Israël zeker wel een 100 verschillende Jezus als Messiasbelijdende gemeenten, die voor een groter of kleiner deel uit Joden bestaan en die op sjabbat samenkomen. Deze gemeenten willen bewust niet opgaan in een kerkverband. Ze willen zich niet identificeren met de kerk en zijn geschiedenis. Ze benadrukken dat ze trouw willen zijn aan hun Jood-zijn, trouw ook als Israëli in de Israëlische maatschappij. Tegelijk onderscheiden ze zich van hun Joodse volksgenoten, door hun belijdenis van Jezus als de Messias. Hun identiteit staat ergens tussen kerk en synagoge. En dat is een bewuste keus. Men heeft hen vaak willen dwingen te kiezen voor de kerk of voor de synagoge. Deze Messiasbelijdende gemeenten willen aan beide elementen vasthouden.


Deze identiteit heeft een historische achtergrond. Vanaf de 19e eeuw is er een toenemend aantal zendingsorganisaties dat zich bewust richt op zending onder de Joden, waarvan velen - m.n. uit de Verenigde Staten - zich vestigen in Palestina. De aparte aandacht voor Israël wordt in deze zendingsorganisaties veelal gevoed door het Puriteinse gedachtegoed. Hierin speelt de aandacht voor de Bijbelse profetie en concrete verwachtingen van wat God in de nabije toekomst met Israël zal gaan doen, een grote rol.

Als vanaf het eind van de 19e eeuw met de eerste aliyah veel Joden zich vestigen in Palestina, m.n. vanuit de Verenigde Staten, krijgt deze zendingsarbeid dus ook in Israel gestalte. Zo ontstaan er diverse Joods-christelijke gemeenschappen. Maar wanneer in 1948 de Joodse staat geboren gaat worden, kiest een deel van deze Jezus als Messias belijdende Joden er voor het land te ontvluchten. Met de terugtocht van de Engelsen lijkt het veiliger zich ook terug te trekken, om te voorkomen dat zij straks als leden van de Anglican Church te veel met de Engelsen geïdentificeerd zullen worden.

Een deel is echter gebleven. Zij wilden hun Joodse identiteit niet opgeven en zich loyaal opstellen als Joden onder Joods bestuur. De verbondenheid met land en volk was voor hen van het grootste belang. Het is te begrijpen dat deze gemeenten meer afstand voelden naar de kerk, dan degenen die zich met de Engelsen uit de voeten hebben gemaakt. Tegelijk wilden of konden zij geen deel worden van een synagoge. Hun belijdenis van Jezus als hun Messias maakte hen in de ogen van orthodoxe Joden verdacht. In de praktijk werden hen beperkingen opgelegd. Soms had men liever niet dat zij in het leger dienden, bijvoorbeeld. In Israël geldt de Joodse halacha als normatief voor de huwelijkswetgeving; deze mensen van een ander geloof worden niet erkend als Joden; het is voor Messiasbelijdende Joden daarom onmogelijk om in Israël voor de wet trouwen, om nog maar iets te noemen. De keuze om aan beide identiteiten - de Joodse en de christelijke - vast te houden, vraagt dus heel veel.

Groei

Toch neemt de Messiaanse beweging in Israël niet af; er is een zekere groei. Niet dat er sprake is van een explosieve uitbreiding door bekeringen van veel Joden tot het christelijk geloof. Er worden wel eens spectaculaire aantallen genoemd, maar die moeten sterk gerelativeerd worden. In 1999 is een nauwkeurig onderzoek gedaan door Kai Kjaer-Hansen en Bodil F. Skjøtt, die hebben vastgesteld dat er wel een gestage groei is, maar dat deze met name sinds eind jaren tachtig wordt veroorzaakt door de stroom Joden die vanuit de vroegere Sovjetrepublieken in Israël immigreren (Facts and Myths About the Messianic Congregations in Israel, Mishkan 30/31, Jerusalem, 1999). In 1999 werden getallen genoemd van zo’n 5000 leden van deze Messiasbelijdende gemeenten.

Recent onderzoek laat zien dat dit aantal in de tussentijd inmiddels ongeveer verdubbeld is. Drs. Kees Jan Rodenburg, die voor het CIS in Jeruzalem werkt, schat het aantal Messiasbelijdende Joden in Israël op ong. 10.000 (zie zijn artikel ‘Genade en Waarheid in kerk en synagoge, de identiteitsvraag van Messiaanse Joden in Israël’). Tienduizend is een kleine minderheid op zes miljoen inwoners, maar toch een opmerkelijke groei ten opzichte van de kleine groepjes die bleven in 1948 en een minderheid die niet genegeerd kan worden. In februari van dit jaar is er zelfs een uitzending geweest op het populaire kanaal 2 van de Israëlische TV, die een vrij objectief beeld wilde geven van een Messiasbelijdende gemeente in Jeruzalem. Zo groeit er ook meer openheid voor deze beweging.

Zoekend naar eigen identiteit

Hoe zien deze gemeenten er uit? Zoals gezegd: heel verschillend. Ergens tussen kerk en synagoge, zoekend naar de eigen identiteit.

Er is de houding van hen die zich nauw willen aansluiten bij de christelijke kerk. Een voorbeeld daarvan is de gemeente Chesed weEmet, genade en waarheid, van Baruch Maoz. Zij noemen zichzelf een kerk en staan dicht bij de kerkelijke traditie. Uiteraard is er wel aansluiting bij de Joodse cultuur, de taal, de Joodse wortels. Maar Maoz waarschuwt dat veel van de zogenaamde Joodse gebruiken een anti-christelijke achtergrond hebben en niet zomaar overgenomen moeten worden. Hij wil er voor waken het evangelie daarmee niet te vermengen, om de boodschap en de vormgeving zo bijbels mogelijk te houden (zie www.gandt.org.il).

Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich Joden, die Jezus wel als Messias belijden, maar zich daarvoor zelfs in het geheel niet bij een aparte christelijke gemeenschap willen aansluiten. Liever dragen zij hun boodschap uit in de synagoge, waar ze ook als ze Jezus hebben leren kennen voluit lid van kunnen blijven. Ze kunnen dezelfde gebeden bidden, dezelfde God dienen. Een voorbeeld daarvan is Gavriel Gefen, die leiding geeft aan een zendings­organisatie van Messiaanse Joden, die zich niet zo maar met de kerk willen identificeren (zie www.shlichut.com).

De meeste Messiasbelijdende gemeenten staan ergens tussen deze beide posities. Vaak is de liturgie sterk beïnvloed door de evangelicale kerkdiensten uit de Verenigde Staten, waar een heel aantal voorgangers uit deze groepen tot geloof gekomen zijn. Door een toevloed van niet-Joodse christenen die zich in Israël bij deze groepen voegen wordt dit evangelicale en soms uitgesproken charismatische karakter versterkt.

Zoals gezegd heeft de gemeente van Joseph Shulam een eigen Thora-rol, en staat de ark in het middelpunt; dat geldt ook van Beth-Asaf in Netanja en enkele anderen. De meeste gemeenten hebben dat echter niet en sluiten in hun liturgie dan ook minder sterk bij de synagogale gebeden aan. Daarvoor in de plaats is er een rijke lied-cultuur, met eigen Hebreeuwse liederen.

In vrijwel alle gemeenten worden de Joodse feesten gevierd. Slechts enkele Lutherse gemeenten en verschillende Russische gemeenschappen vieren daarnaast ook de christelijke feesten.

Kortom: elementen uit de synagoge worden wel overgenomen, maar nergens is de dienst als die van de synagoge. Zelfs bij Joseph Shulam en in Beth-Asaf zal een orthodoxe Jood onmiddellijk zien dat er een keuze gemaakt wordt, en slechts een deel van de Joodse traditie erkend wordt. Er blijft afstand naar de gewone synagoge.

En die afstand is er ook naar de kerk. Ten dele uit vrees voor annexatie, uit zelfbehoud dus. Enig historisch besef leert dat dat niet voor niets is. Dat zal de stem van de kerk uitermate bescheiden moeten maken. Het is niet voor niets dat het kruis als symbool meestal geheel afwezig is in deze gemeenten. In naam van dat kruis en soms letterlijk met dat kruis is Joden helaas zo verschrikkelijk veel leed aangedaan, dat men niet met de kerk van dat kruis en dus niet met het kruis van die kerk geassocieerd wil worden.

Naast historische afstand is er ook inhoudelijke afstand. Joden die Jezus als Messias aanvaarden, herkennen zich vaak niet in formuleringen die in de kerk gegroeid zijn. Men zal niet snel het woord triniteit of drie-eenheid overnemen. ‘Maak mij maar duidelijk waarom ik dat nodig heb om te belijden dat God één is,’ zei iemand tegen mij. ‘Ik geloof dat God Eén is, ik geloof dat Jezus de Zoon van God is, ik geloof dat de heilige Geest God is, maar ik heb die formulering van de drie-eenheid daarvoor niet nodig. Net zo min als de twee-naturenleer. Ik geloof dat Jezus de Zoon van God is, ik geloof dat Hij mens geworden is, maar waarom zou ik het precies zo moeten verwoorden als in de belijdenis van Nicea? Dat is geen deel van onze geschiedenis, en ik kan daarachter terug naar de bronnen, zonder de ballast van jullie geschiedenis.’

Met alle verschillen die er tussen de groepen zijn, is deze positiekeuze steeds wel aanwezig: ergens tussen kerk en synagoge, zoekend naar een eigen identiteit.

De situatie in Nederland

Als we kijken naar de situatie in Nederland is die vraag naar de identiteit natuurlijk ook aan de orde; maar hier ligt het toch anders. De synagoge is in Nederland helaas niet duidelijk herkenbaar, en de identiteit van een gemeente die zich als Messiaans Joods verstaat, zal zich duidelijker moeten onderscheiden van de kerk, om te laten zien waarom men een aparte gemeenschap wil zijn. Daarbij gaat het in Nederland om nog veel kleinere aantallen dan in Israël.

Ook in Nederland zijn vanaf de 19e eeuw zendingsgenootschappen actief onder Joden. Begin 20e eeuw wordt de Nederlandsche Vereeniging van Joden-Christenen (NVCJ) opgericht, waar Messiasbelijdende Joden elkaar kunnen ontmoeten en elkaar stimuleren in hun missionaire roeping.

Na de tweede wereldoorlog is de situatie ingrijpend veranderd. Een nieuwe vereniging wordt opgericht van Joodse jongeren, die in de oorlogstijd tot geloof in Jezus gekomen zijn in verschillende onderduikgezinnen. Deze jongeren blijven meestal lid van hun kerk, die op zondag samenkomt, maar zoeken elkaar op ter ondersteuning van hun geloof in hun bijzondere situatie. Zij leggen veel nadruk op het belang van de Joodse wortels van hun geloof.

Deze vereniging fuseert in 1968 met de eerdergenoemde vereniging van Joden-christenen, en bestaat nog steeds onder de naam Hadderech, de weg. Zij wil geen aparte Messiaanse gemeente vormen, maar stimuleert het onderling contact en het contact van Joden en christenen. Naar Joden toe betekent dat een versterking van de Joodse identiteit, als christen. En naar de kerk wil deze vereniging wijzen op het belang van de Joodse wortels van de kerk en de aanwezigheid van Joodse leden als deel van de kerkelijke gemeenschap. Zoals gezegd spreken we helaas slechts over kleine aantallen.

Nieuwe Messiasbelijdende gemeenten

Daarnaast is er een opmerkelijke beweging waar te nemen van een aantal Messiasbelijdende Joden en van verschillende christenen uit diverse kerken, die op sabbat samenkomen om hun geloof in Jezus als Messias te belijden. Zij spreken zelf van Messiaanse gemeenten. De bekendste is Beth Yeshua in Amsterdam, waar zo’n tweehonderd mensen op zaterdag samenkomen. Het aantal Joodse deelnemers aan deze diensten is niet groot, het merendeel van de leden komt uit christelijke kerken. In mijn eigen waarneming komen de meeste van deze mensen uit een meer of minder behoudende traditie. Hier worden de Joodse feesten gevierd, velen dragen tijdens de dienst een gebedsmantel, soms worden tsitsit gedragen.

Een aantal sabbatswetten wordt gehandhaafd, een aantal spijswetten, en meer Joodse gebruiken, zoals de maaltijd in het gezin aan het begin van de sabbat met de zegenbede voor de kinderen. Er is een grote liefde voor Israël, vaak verbonden met concrete verwachtingen op grond van Bijbelse profetieën.

Uiterlijk zijn de Messiaanse gemeenten in Nederland Joodser dan de Messiasbelijdende gemeenten in Israël. Dat is niet vreemd, want men zal hier juist de Joodse identiteit sterker moeten benadrukken, om het verschil te maken.

Beth Yeshua in Amsterdam kent een Joodse voorganger, die zich als rabbijn laat aanspreken, rabbijn Lion Erwteman. Daarnaast zijn er verschillende gemeenten in het land, die op zaterdag samenkomen. In mijn waarneming zijn dat zo’n vijftien à twintig gemeenten. Soms waren dat al zevendedagsadventisten, of zevendedagsbaptisten, maar er is ook een aantal gemeenten ontstaan vanuit een concrete bekering van de voorganger.

Immanuël Livestro is er één van, en hij heeft hiervan een getuigenis gegeven in zijn boekje: Hé, christen, je wortels zijn Joods! (Harderwijk, 2004) Ik denk dat hij hierin goed weergeeft wat velen beweegt wanneer zij in hun zoektocht in het geloof de Joodse wortels tegenkomen, en daarbij aansluiting zoeken bij een Messiaanse gemeente.

  1. Ten eerste laat Livestro zien hoe God hem de liefde voor Israël, in het hart heeft gegeven. Hij is geraakt door de manier waarop Joden hun geloof beleven, en ziet dat we als christen te vaak aan de Joodse wortels van ons geloof voorbij zijn gegaan.
  2. Ten tweede beschrijft hij hoe hij voor zichzelf de waarde van Gods wet heeft ontdekt. Dat begon voor hem met de spijswetten, de regels van de kashroet. Wat niet kosher is, blijkt inderdaad allemaal niet gezond te zijn. Wat zou het een zegen geweest zijn, wanneer wij ons gewoon aan de kashroet waren blijven houden. Datzelfde geldt uiteindelijk van alle regels van de Thora: ze zijn bedoeld om te zegenen en niet om te vervloeken. Wie dat heeft ontdekt, wil serieus luisteren naar al die regels. Het houden van de sabbat, te beginnen met een sabbbatsmaaltijd in het gezin, is er één van. Livestro tekent hoe juist dat gebod echte rust heeft gegeven in zijn huwelijk en gezinsleven.
  3. Ten derde laat hij zien wat de Joodse traditie in huis heeft om onze vreugde aan God te tonen. De Joodse feesten kunnen helpen om God te prijzen voor wat Hij gedaan heeft, Joodse gebruiken kunnen helpen om de geloofsbeleving meer vorm te geven, de Joodse halacha kan helpen om meer met God bezig te zijn in het gewone leven van elke dag.

Persoonlijke visie

Ik merk dat dit elementen zijn die in onze tijd enorm aanspreken. Ik heb met verschillende mensen gesproken die een Messiaanse gemeente hebben opgezocht. Ten dele proefde ik onvrede of teleurstelling en een verzet tegen het kerkelijke leven, waar men niet meer bij wilde horen. Maar er was ook steeds het verlangen om God te dienen op een zo concreet mogelijke manier, waarbij de Joodse traditie handvatten kon geven zowel voor de vormgeving van de lofprijzing, de liturgie, als voor de richting van het leven, de ethiek.

Hoe sta ik hier tegenover? Ik zeg iets over de drie elementen die ik noemde uit het boekje van Livestro.

  1. Ik waardeer de liefde voor Israël. Inderdaad is er te weinig aandacht geweest voor onze Joodse wortels. Het zal voor christenen uit de heidenen tot hun eigen schade zijn, als zij geen luisterend oor voor Israël hebben. Dat betreft de vormgeving van de liturgie, de lofprijzing. Dat betreft de manier waarop God en zijn woord betrokken kan worden bij het hele leven, niet alleen de grote dingen, maar ook de gewone dingen van elke dag. God is er in betrokken door de lofprijzing, en door het zoeken naar de vraag hoe de Thora toegepast kan worden, en hoe Gods naam daardoor geheiligd kan worden.
    Daarbij zal Israël er steeds weer aan herinneren dat Gods beloften niet concreet genoeg kunnen worden uitgelegd. Hier begint dan gelijk ook een vraag van mij aan wat ik van Messiasbelijdende gemeenten gehoord en gezien heb. Wordt er echt naar de Joodse stem geluisterd? Of worden alleen enkele mooie gedachten opgenomen. Ik heb preken in Messiasbelijdende gemeenten gehoord, waarbij de tekst direct vergeestelijkt werd, en juist de concrete toepassing van het Schriftwoord zoals ik die vanuit de Joodse traditie ken, niet aan de orde kwam.
  2. Het tweede element dat ik noemde was de waarde van Gods wet. Er zal geen christen zijn die die waarde ontkent. De vraag is natuurlijk: wat bedoelt Gods wet? Zijn dat de 613 mitswot uit de Joodse traditie, die direct uit de Thora gehaald zijn? De praktijk is dat er een klein, begrijpelijk en behapbaar gedeelte hiervan wordt toegepast, maar het grootste gedeelte niet. Men wil de sjabbat houden, maar komt daarvoor b.v. wel met de auto naar Amsterdam rijden. Men wil zich aan de kashroet houden, maar heeft meestal niet twee keukens. Men ziet de waarde van de gedenkkwasten, maar ik zie die buiten de diensten niet onder het pak uitkomen. Kortom: er wordt een keuze gemaakt. Dat is logisch, maar het lijkt me van belang dat ook helder aan te geven. En er vervolgens over na te denken, waarom het ene wel, en het ander niet wordt overgenomen uit de Joodse traditie.
    Daarbij komt een ander punt, als het over de wet gaat. Naar mijn diepe overtuiging heeft de wet sinds de komst van Christus een andere plaats gekregen, ook voor Israël. De wet is er om te zegenen, inderdaad. Maar wat tot zegen zou moeten zijn, blijkt zo te werken, dat ik door de wet ook ontdek dat ik het niet red om zo heilig te leven als God dat van mijn vraagt. Wanneer Paulus merkt dat mensen toch zo veel nadruk op het vervullen van de wet leggen, dat zij anderen willen opleggen wat zij zien als de goede wetsvervulling, dan waarschuwt hij daarvoor. Met scherpe woorden. Door op deze manier de nadruk op de wet te leggen, ontneem je de kracht aan het evangelie, zegt hij dan. Meen niet dat je het redt om volgens de geboden te leven. En besef dat als je op één punt overtreedt, je de hele wet hebt overtreden. Het evangelie laat ons zien dat wij niet meer onder de wet staan, omdat Christus ons daarvan heeft vrijgemaakt.
    Dat wordt ook wel beaamd; ik lees dat bij Livestro en anderen: wij zijn vrij. Maar tegelijk wordt er een sterke nadruk gelegd op een bepaalde invulling van sommige geboden, zoals b.v. bij het sabbatsgebod. Ik merk dat de consequenties van deze uitspraken - die toch nauw met het hart van het evangelie verbonden zijn - vaak weinig doordacht worden.
    Nu kan ik begrijpen dat er een aversie bestaat bij mensen tegen een te sterk dogmatisch willen doordenken. Ik kan meevoelen dat door een sterke nadruk op de verstandelijke doordenking van het geloof, zoals we die in de kerk gekend hebben, mensen het gevoel gekregen hebben dat het hart er uit is geraakt. Ik kan me indenken dat de ontmoeting met het Jodendom dan weldadig aandoet, omdat er wel wordt nagedacht, maar minder analytisch. Vanuit een weerstand tegen een te rationele benadering van het geloof kan de geloofsbeleving van het Jodendom dan aanspreken.
    Maar de wal zal het schip keren. Er is verantwoording van het geloof nodig, en daarbij hoort een doordenking met het verstand. Een voorbeeld is het punt van de besnijdenis, waar men in de Messiaanse beweging vaak tegenover elkaar komt te staan. Een goede doordenking van de betekenis van het werk van Christus, waardoor de wet een andere betekenis voor ons heeft gekregen, zal nodig zijn. Ik hoop dat er ogen zullen open gaan voor de waarde van wat vóór ons al eens gedacht is over deze dingen.
  3. Het derde element dat ik noemde vanuit het boekje van Livestro en dat ik om mij heen herken, is het verlangen aan een nieuwe vormgeving van het geloof. Ten dele hangt deze behoefte samen met de reactie tegen intellectualisme, maar er is meer. Er blijkt een armoede te zijn in de vormgeving van de geloofsbeleving, die ontdekt wordt door te zien hoe rijk de Joodse traditie daarin is. Ik meen dat het voor het getuigenis van de kerk vandaag van groot belang is, dit signaal op te vangen. Daarbij zal men de waarschuwing van Maoz overigens wel ter harte moeten nemen. Er zijn tradities in het Jodendom die een anti-christelijke oorsprong hebben, er zijn tradities die meer met een bepaalde cultuur dan met bijbelse vormgeving te maken hebben. Niettemin meen ik dat de Joodse traditie ons veel heeft te zeggen op dit punt, en kunnen juist zij die in deze traditie staan en Jezus als hun Messias willen dienen daarin veel voor ons betekenen.

Ik sluit af in het besef dat wat ik hier gezegd heb aanzetten zijn voor een gesprek. Het is niet afgerond. Ik hoop dat de ontmoeting met anderen, Joden en niet-Joden die door de God van Israël zijn aangeraakt, mag bijdragen aan een verdieping en verbreding van de lofprijzing van Gods naam. Hem, die wij door Jezus Christus mogen kennen als onze Vader, komt die aanbidding toe.

M.C. Mulder
mei 2007