drs. C.J. Rodenburg

drs. C.J. Rodenburg

Weerstanden voor lief nemen

Over de mogelijkheden en onmogelijkheden van werken in Israël

Mozaiek

Als ik de verscheidenheid en rijkdom van ervaringen in het Israël van nu wil beschrijven, dan kom ik steeds weer uit bij het woord mozaïek. Het land Israël en zeker de stad Jeruzalem, is een bonte verzameling van culturen en subculturen, waarin Oost en West, verleden en heden elkaar voortdurend tegenkomen en soms hard tegen elkaar aanlopen. In mijn eigen buurt, de Duitse Kolonie, zie ik dat dagelijks gebeuren.

De vallei waarin de Kolonie ligt wordt al in de bijbel genoemd als de vallei van de Refaïeten, een soort reusachtige mensen. Van hen is geen spoor bewaard gebleven, maar wel van de Duitse Tempeliers die er rond 1875 begonnen hun huizen te bouwen. Zijzelf zijn inmiddels ook weer verdwenen, maar sommige oude huizen dragen nog mooie opschriften die aan hen herinneren, zoals ‘Der Herr liebet die Thore Zions über alle Wohnungen Jakobs.’ In de wijk, die inmiddels voornamelijk een Joodse bevolking heeft, zijn veel winkeljongens van Arabische afkomst en zijn bewakers voor de deur van Russische of Ethiopische komaf. Af en toe zien we een ultra-orthodoxe student in zwart-wit met wapperende haarlokken en hand op de hoed achter een bus aan rennen om nog mee te kunnen. De buurt is gaandeweg orthodoxer aan het worden, maar is ook steeds populairder bij jongeren, vanwege cafe’s, restaurantjes en trendy winkeltjes. De groene winkel, de New Age-winkel en de Mc Donalds ontbreken niet. Sommigen ervan zijn, tot vreugde van de een en ergernis van de ander op de sjabbat open. Aan een gevel hangt een plakkaat met de namen van de slachtoffers die enkele jaren geleden bij een zelfmoordaanslag omkwamen.

Ik zou de lijst illustraties eindeloos kunnen uitbreiden. Maar het is al genoeg om duidelijk te maken dat de mogelijk­heden voor interessante contacten bijna onbegrensd zijn. Als ik het buurtleven even loslaat en de stad voor ogen neem, dan worden de mogelijkheden nog weer uitgebreid. Het aantal synagoges en Joodse leerinstellingen en het brede scala aan kerken en hun activiteiten maken Jeruzalem tot een boeiende plaats om te wonen en werken. Maar het zorgde er de eerste maanden na mijn aankomst uit het provinciale Utrecht wel voor dat ik wat verloren rondliep, zoekend naar een spoor om te volgen. Per slot van rekening kom je met een missie en zoek je een beginpunt.

Verscheidenheid

De missie die ik als consulent voor het Centrum voor Israëlstudies (CIS) heb meegekregen is om vanuit een houding van luisteren, dienen en getuigen de ontmoeting te zoeken met het Joodse volk en een bijdrage te leveren aan betere betrekkingen tussen Joden en christenen. Met ontmoeting doelen we op een relatie die gebaseerd is op gelijkwaardigheid en respect, waarin luisteren en spreken elkaar afwisselen.

Met deze houding willen we expliciet afstand doen van zendings- en evangelisatie­activiteiten richting het Joodse volk. Dat betekent niet dat het christelijk getuigenis achterwege blijft, maar wel dat het in een kader plaatsvindt, dat van de ontmoeting. Vertaald naar concrete activiteiten betekent deze missie dat ik zowel bezig ben met studie van het Jodendom, actief participeer in verschillende dialooggroepen en contact probeer te leggen met uiteenlopende personen en organisaties.


Essentieel en ingewikkeld in mijn opdracht is de vraag wie dan het Joodse volk is. Met wie zoek je de ontmoeting? Nadrukkelijk kiest het CIS ervoor het Joodse volk in al zijn verscheiden­heid te willen zien staan en er contact mee te willen hebben. Zowel het religieuze als het niet-religieuze deel ervan; zowel de orthodoxen als de liberalen. En, niet te vergeten, de messias­belijdende Joden. We kunnen en willen niet vooraf bepalen welke stemmen we wel en welke we niet willen horen.

Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Allereerst omdat je met zo’n houding de tegen­strijdige geluiden en spannende vragen die je tegenkomt niet meer kunt ontlopen. Achter de verscheidenheid gaat soms ook grote verdeeldheid schuil. Kunnen vrouwen in een synagoge dezelfde taken uitvoeren als mannen? Wat betekent de landsbelofte aan Israël precies? Wat is het doel van de sjabbat? Zulke discussies draaien eigenlijk steeds om maar enkele kernvragen: wie zijn wij als Joods volk, wat is onze opdracht in de wereld (als we die al zouden hebben) en hoe stellen we onze toekomst veilig. De reden dat Israël als werkplaats zoveel mogelijkheden biedt en zo interessant is, is het gegeven dat al die stromingen dicht op elkaar leven en de debatten daardoor een grote intensiteit krijgen. De vonken vliegen er nogal eens vanaf.

Oog krijgen voor de verscheidenheid maakt tegelijkertijd bescheiden. Als christen heb je afstand te houden en kun je je niet mengen in wat interne Joodse gesprekken zijn. En het maakt je terughoudend in het spreken over wat de Joden vinden of doen of wat het Jodendom leert. Bovendien wordt het moeilijker om je eigen, christelijke, ideeën te onder­bouwen met de mening van een of andere rabbijn of andere Joodse stem. Voor elke mening is immers wel een Joodse bron te vinden!

Kleur bekennen

Een houding van openheid naar alle stemmen is ook om een andere reden niet eenvoudig. Niet iedereen staat open voor contact. De geschiedenis die we achter ons hebben liggen maakt veel Joden en met name religieuze Joden gereserveerd of sceptisch als ik kom vertellen dat ik graag wil werken aan een betere relatie. Waarom wil je dat, wat is je doel en is het niet toch je verborgen agenda om Joden te bekeren? Ik merk dat aan mijn religieuze kapper, die maar langzaam kan wennen aan het idee dat hij een dominee onder het mes heeft. In zijn kleine winkeltje vind je niet alleen de spullen die je bij een kapper verwacht, maar ook een aanzienlijke verzameling religieuze boeken en cassettebandjes met lezingen, die zowel gebruikt worden door hemzelf als door wachtende klanten. Onlangs vertelde hij me het verhaal van zijn bekering tot een leven naar de Tora (hij zag, in zijn woorden, het licht en voelde een enorme innerlijke vrede in zich komen) en sindsdien worden zijn antwoorden op mijn vragen steeds uitgebreider. De laatste keer kon hij niet ophouden met praten. Zozeer zelfs dat mijn zoon van zes ongeduldig vroeg waarom hij zoveel praatte en niet meer knipte!

Soms kunnen weerstanden verdwijnen, maar de vraag wie je bent en waar je staat is nooit van tafel. Dat wordt nog versterkt door het gegeven dat ik niet zomaar een enkele christen ben die contact zoek met het Joodse volk, maar deel uitmaak van een kerk, die ook in Israël vele gezichten heeft. Gericht op het Joodse volk of op de Palestijnen, wachtend op de vervulling van beloften of een hemelse liturgie gaande houdend. Noem maar op. Of ik het nu wil of niet, ook met hen ben ik verbonden en ook hun stemmen kan ik niet negeren.

Kiezen voor één bepaalde stem zou overigens betekenen dat je sneller wordt gewaardeerd en geaccepteerd door één bepaalde groep. De meeste westerse christenen in Israël maken zo’n gerichte en eenzijdige keuze. Ik houd liever het contact naar alle richtingen open en neem voor lief dat anderen, zowel Joden als christenen, het weleens moeilijk vinden me te plaatsen. Ik zie dát nu precies als mijn manier van kleur bekennen in deze complexe situatie en geloof ik dat dat ook de kern van het werk in Israël is.

Weerstanden

Laat ik dat wat concreter maken. Verschillende keren maakte ik al mee dat religieuze Joden hun afkeer van messias­belijdende Joden kenbaar maakten. Dat ik ook met hen contact heb en we als gezin naar zo’n groep gaan is voor hen niet te begrijpen en nauwelijks te verteren.

Omgekeerd is het voor veel messiasbelijdende Joden nauwelijks te begrijpen dat ik de studie van het Jodendom belangrijk vind en regelmatig een synagogedienst probeer bij te wonen. Voor hen is het huidige Jodendom een dwaling en heeft evangelisatie richting het Joodse volk de hoogste prioriteit.

Ook veel Palestijnse christenen begrijpen niet goed waarom ik me bezighoudt met het Jodendom, maar zij hebben nog meer moeite met mijn overtuiging dat de staat Israël teken van Gods trouw is en vinden dat ik daarmee goedpraat wat Israël aan onrecht doet. Aan Joodse kant wordt omgekeerd elke heenwijzing naar het Palestijnse lijden gezien als steunbetuiging aan terroristen.


Ik doe met deze schets geen recht aan de verscheidenheid binnen de verschillende groepen, maar de globale stellingen zijn duidelijk. Om maar enkele vragen en antwoorden draait de beoordeling: Hoe sta je tegenover de staat Israël, tegenover het Jodendom, tegenover zending en evangelisatie, tegenover onrecht en lijden? Hoewel het niet prettig is zo te worden gewogen, moet ik erkennen dat dit ook voor mij vragen zijn waarmee ik met name andere christenen probeer te plaatsen. Met eenzijdige posities als die van christen-zionisten en actievoerders tegen de staat Israël heb ik veel moeite en het liefst zou ik ze willen omzeilen.

En toch. Een van de lessen die ik in Israël heb geleerd is nu precies dat dát dialoog en ontmoeting is, als mensen ondanks hun verschillende achtergronden en visies en de weerstanden die ze tegen de ander voelen elkaar toch opzoeken en in gesprek blijven. Het is niet de makkelijkste weg, maar wel de enige om te leren samenleven.

Ontmoeting

In de dialoog tussen Joden en christenen spelen daarnaast nog andere factoren een rol, zoals het gedeelde geloof in de God van Abraham, Isaak en Jakob en de gezamenlijke opdracht Hem te dienen in deze wereld. Maar de weerstanden zijn er niet minder om.

Wat overal geldt, geldt ook hier: contacten en relaties worden sterker met de tijd. Ik denk dan aan de Talmoed­cursus die ik volg. Deze week richtte de orthodoxe docente, Yael, zich tot mij en vertelde dat haar zoon te kennen had gegeven met een christelijke vrouw te willen trouwen. Ze heeft daar veel moeite mee en vroeg me of ik dat begreep. Ik vertelde wat ik had gehoord over een bijeenkomst van Joden en christenen, waar aan christelijke deelnemers de vraag werd gesteld of ze liever wilden dat hun zoon of dochter zou trouwen met een Joodse of met een niet-religieuze partner. Allen kozen voor een Joodse partner. Dezelfde vraag aan Joodse deelnemers leverde het omgekeerde beeld op: zij kozen voor een niet-religieuze niet-Joodse partner boven een christelijke. Waarom kiezen christenen zo, vroeg Yael en ik probeerde uit te leggen dat ik als christen het gevoel heb dat het Jodendom dicht bij mijn geloof staat. Dat was voor haar, tot mijn verbazing, maar moeilijk te accepteren. De keuze van haar zoon zag ze als een afwijzing van de opvoeding die hij heeft gehad en ze zei letterlijk dat het was alsof hij stierf. Dat zijn toekomstige vrouw een bekeringsprocedure zal doorlopen en Joods zal worden verandert dat alles wel, maar haar eerste gevoelens blijven toch pijn, verdriet en onbehagen. Ook naar mij toe voelt Yael dat laatste. Grootgebracht met alle negatieve verhalen over christenen, kan ze een christen om zich heen nauwelijks verdragen.

Dit gesprek was voor mij een verrassing, maar ook een pijnlijke ervaring, vooral omdat ik gezien werd als vertegenwoordiger van de kerk in zijn slechtste gedaanten. En ook omdat ik weer aanliep tegen het gevoel dat veel Joden hebben dat wij christenen helemaal niet dicht bij hen staan en zij dat ook niet willen! Soms is het om wanhopig van te worden.

En toch. Ik zit daar in die Talmoed­klas met Joodse studenten. Ik kan er mijn vragen stellen. Er worden vragen aan mij gesteld. En we raken in gesprek. De weerstanden die over en weer aan het licht komen neem ik voor lief. Of misschien moet ik zeggen, nog wat sterker, dat ik blij met ze ben. Zij zijn het immers die me duidelijk maken dat hier geen sprake is van oppervlakkig contact of van kritiekloze acceptatie, maar dat een relatie aan het ontstaan is.

Je hebt op geen enkele manier in de hand dat dat gebeurt en kunt het niet afdwingen, maar als ik er niet was geweest had dit gesprek ook niet zo plaatsgevonden. De tijd zal leren hoe het gesprek zich zal ontwikkelen. Ik kijk in elk geval uit naar de beloofde uitnodiging om op sjabbat bij Yael op bezoek te komen en de familie te ontmoeten.

Onopgeefbaar verbonden zijn met het Joodse volk, zoals we dat belijden, is een proces van vallen en opstaan, waar we als kerken blijvend bereid toe moeten zijn.

Kees Jan Rodenburg


Dit artikel is verschenen in Jaarboek 2006 van de Chr. Geref. Kerken in Nederland