JonaJona, geloofsgetuige of anti-held?


Van Jona zijn niet veel sporen te vinden in het huidige Israël. Ergens nabij het Galileese dorpje Kana is een moskee met het graf van Jona, maar ook moslims gaan ervan uit dat de profeet in Irak begraven ligt. Daarnaast is er het oude stadje Jafo, dat met zijn haven herinnert aan Jona’s vlucht richting Tarsis.

Jona heeft echter wel nadrukkelijk zijn plaats gevonden in de liturgie van de synagoge. Het profetenboek wordt op Grote Verzoendag in de synagoge gelezen. Tot aan het eind van het boek is het de vraag of de profeet zelf tot inkeer en omkeer komt. Het boek confronteert de gemeenschap daardoor met de vraag naar persoonlijke bekering.

Of Jona een geloofsgetuige kan worden genoemd? Hij lijkt eerder een anti-held.


Opmerkelijk is dat niet alleen de rabbijnen uit de eerste eeuwen van het boek hielden, maar ook de vroege kerk­vaders. Het schijnt dat zij van alle bijbelboeken verreweg het vaakst naar Jona verwijzen. Dat moet vooral komen door de parallel die zij zagen tussen Jezus’ sterven en opstaan en de drie dagen en nachten dat Jona in de vis was (Jona 2:1). Zijn eigen ondergang en opkomst waren een voorafschaduwing van wat met Jezus Christus zou gebeuren. Ook in de kunst is dit motief vaak verwerkt. Dat is niet zo vreemd, omdat al in het Nieuwe Testament Jezus zelf het verband legt (Matt. 12:38-42).

Toch is het de vraag of daarmee recht wordt gedaan aan het boek als geheel. Er gebeurt immers veel meer dan de episode met de vis en je er is veel voor te zeggen, dat pas in de laatste hoofdstukken de eigenlijke boodschap van het boek aan het licht komt.


Als het boek gezien wordt vanuit het perspectief van bekering, valt op dat er twee modellen van bekering aan de orde komen.

Allereerst is er de bekering van Ninevé, de boze stad. Na de oordeelsaankondiging van Jona, dompelt de gehele bevolking, inclusief koning en dieren zich in diepe rouw (Jona 3:5-9). Men spreekt de indrukwekkende woorden uit: ‘wie weet mocht God zich omkeren en berouw hebben.’ Gods genade is bepaald geen vanzelfsprekendheid. Hoe bijzonder, dat God vervolgens ziet dat de stad nu anders handelt en zich heeft bekeerd en daarop reageert met Zijn omkeer. Hij doet niet wat Hij van plan was te doen! (Jona 3:10)


Maar dan blijven we toch nog met Jona in onze maag zitten. Hij lijkt zich om te keren van zijn vlucht naar Tarsis en is bereid naar Ninevé te gaan. Maar als de stad vergeving ontvangt, is hij kwaad en dat blijft zo tot aan het eind van het boek. In gesprek met God uit hij zijn ergernis over diens barmhartigheid (Jona 4:2). Wat kan daar toch achter zitten, vraag je je af.

Als verklaring is wel gegeven dat voor Jona de barmhartigheid veel te makkelijk wordt geschonken. Genade is mooi, maar er moet ook recht worden gesproken. Is God niet ook Rechter?

Hoe begrijpelijk deze gevoelens ook kunnen zijn, als mens moet Jona het oordeel ook werkelijk aan God overlaten. Hij heeft de daden van de inwoners van Ninevé gezien en oordeelt vanuit rechtvaardigheid en barmhartigheid. Het is niet altijd eenvoudig daarop te vertrouwen! Ook in het Nieuwe Testament speelt dat thema verschillende keren, zoals in de gelijkenis van de verloren zoon. De oudste zoon wil niet meedoen aan de feestelijkheden. Hij kan de jongste zoon niet zien als degene die weer gevonden is. Voor hem is en blijft hij een rebel en zondaar.


Een andere verklaring voor Jona’s reactie op Gods genade komt uit de Joodse traditie: 

Op de vijfde dag vluchtte Jona voor God en Jona overlegde bij zichzelf waarheen hij zou vluchten. ‘Ik weet dat dit volk geneigd is zich om te keren. Zij doen omkeer en de Heilige zal zijn toorn tegen Israël richten.’ (Pesikta de Rabbi Eliezer 1)

Deze opmerkelijk uitleg, zegt dat Jona’s weerzin werd veroorzaakt door zijn angst dat de bekering van Ninevé zich tegen Israël zou keren. Als dat heidense en vijandige volk zich zo massaal bekeert, dan zal het gevolg daarvan zijn, dat Israëls onwilligheid sterker aan het licht komt! En als gevolg daarvan zou Jona zelf niet meer geaccepteerd worden door zijn volk.

Kort gezegd, komt het hierop neer, dat Jona liever kiest voor Israël, dan voor de opdracht van God. De Joodse traditie formuleert het zo, dat Jona wel voor de zoon koos (Israël) maar niet voor de Vader (God). Zo’n profeet heeft iets verkeerd begrepen.


Daarmee raken we een interessant punt, namelijk dat de bekering tot God geen individueel gebeuren is, maar iets van de gemeenschap als geheel. Niemand valt daarbuiten, ook niet degene buiten je eigen gemeenschap. Ook de Farizeeër uit de gelijkenis in Lukas 18:9-14 maakt die kapitale vergissing. Als hij in de tempel voor God verschijnt is hij vol van zichzelf en spreekt hij alsof God en hij aan de ene kant staan en zondaren aan de andere kant. Hij erkent niet dat hij en de zondaar evenzeer aangewezen zijn op Gods rechtvaardiging. En hij perkt Gods liefde in, zoals Jona ook deed.


Is Jona slechts een anti-held of toch ook een geloofsgetuige? In elk geval is de geschiedenis over Jona een getuigenis van Gods liefde voor heel de wereld.

Een van de deelnemers aan de gespreksgroep zei onomwonden: ja, voor mij is hij een geloofsgetuige. Hij weet van God en belijdt Hem als Schepper van hemel en aarde voor de mensen (Jona 1:9).

En daaraan kunnen we dan toevoegen dat ook een geloofsgetuige blijkbaar zijn diepe twijfels en frustraties kan hebben. En dat maakt een geloofsgetuige tot een mens zoals wij.

Kees Jan Rodenburg