NehemiaNehemia


We praten als gespreksgroep over Nehemia, de man die beroemd is geworden als de herbouwer van Jeruzalems muren.

We konden echter niet beginnen zonder eerst stil te staan bij de situatie in Israël en de Gazastrook. Die is zo ernstig dat we eerst onze gevoelens over de oorlog uitwisselen. Sommigen onder ons werken en wonen op de Westbank, anderen in Jeruzalem. Dat is van invloed op wat je hoort en denkt. We merken dat aan beide kanten de strijd mensen enorm bezighoudt. Aan Israëlische kant is bijna iedereen overtuigd van de noodzaak van de militaire operatie om de veiligheid rond de Gazastrook terug te brengen. Aan Palestijnse kant is woede en verdriet over de vele slachtoffers van het Israëlische geweld. Hoe ga je als christen uit Nederland met die spanning om, moet je partij kiezen? We hebben maar gewoon gesproken over deze vragen, waar iedereen op z’n eigen manier op reageert. En we zongen het lied om vrede (gezang 285) en brachten de situatie samen bij God.


Wat kenmerkt Nehemia, waarom is hij zo uitzonderlijk? In onze groep werd naar voren gebracht dat Nehemia een enorm vertrouwen had en dat hij een uitstekende leider was die al zijn plannen in afhankelijkheid van God ondernam (zijn voorbeeld schijnt zelfs verwerkt te zijn tot een boekje over leiding geven!).

Het bijbelboek Nehemia tekent hem als iemand die gevoelig is en zich intens verbonden voelt met de inwoners van Jeruzalem (Neh. 1:4vv), die bidt tot God (1:5-11 en 2:4), de moed heeft de koning uit te leggen waarom hij verdrietig is (2:3), maar hem ook durft te vragen wat hij nodig denkt te hebben (2:5-8). De koning geeft Nehemia de tijd om naar Jeruzalem af te reizen om muren en poorten te herstellen. In een geheime nachtelijke expeditie inspecteert Nehemia vervolgens de staat van de muren (zie tekening van Gustave Doré) en roept de bewoners op die te her­bouwen (2:17). Het werk ondervindt de weerstand van vijanden en dwingt Nehemia tot maatregelen. Terwijl het ene deel van de knechten aan het bouwen is, zorgt de andere helft voor de veiligheid. Lastdragers werken met maar één hand, terwijl de andere hand een werpspies vasthoudt (4:17). Geslapen wordt er niet en voortvarend wordt de klus in 52 dagen voltooid (6:15).


Meer dan de helft van Nehemia gaat over de herbouw van de muur. Maar waarom was dat nu eigenlijk zo belangrijk? Sinds de terugkeer van Joden uit de ballingschap van Babylon en onder invloed van vooral Haggai was de opbouw van de stad al begonnen. Dat ging ook toen gepaard met tegenstand, zoals Ezra 3:8vv zegt. Haggai spreekt daar echter geen woord over, maar verwijt het volk te dralen met de herbouw (Haggai 1:2.4v). Uiteindelijk komt er toch een nieuwe tempel, al is die niet erg indrukwekkend en niet te vergelijken met de tempel van Salomo. Maar dan, zo’n 80 jaar later, verschijnen na elkaar Ezra en Nehemia op het toneel. De eerste als priester en geleerde, de tweede als de bouwondernemer.

Vanwaar toch de obsessie met die muur? Een echte reden daarvoor wordt niet gegeven in het boek. Er is een emotio­neel argument; Jeruzalem is de stad van de graven van de vaderen. Elders wordt de vervallen staat van de stad in één adem genoemd met de rampspoed van de bevolking. Veiligheid lijkt dus ook een rol te spelen. Maar daarnaast wordt meerdere keren de spot van de tegenstanders genoemd (2:13.17, 3:13). Opnieuw vooral emotioneel. De tegenstanders zinspelen erop dat de herbouw het begin van een opstand tegen de koning is (2:19, 6:6). Dat laatste ontkent Nehemia aan de ene kant met klem (6:7v). Aan de andere kant reageert hij door te zeggen dat God de plannen zal doen lukken en dat de vijanden “deel noch recht noch gedachtenis in Jeruzalem hebben” (2:20). Dat is een argument dat ook in het Jeruzalem van 2009 nog weleens klinkt en natuurlijk weinig tolerant is. 

De herbouw van de stad moet dus wel te maken hebben veiligheid, maar ook met de wens om iets van de vroegere glorie van Jeruzalem te herstellen, de plaats waar God zijn naam doet wonen temidden van zijn volk (1:9).


In de rabbijnse traditie worden Ezra en Nehemia gezien als één boek in twee delen. Van een strikte taakverdeling lijkt ook niet altijd sprake. Het tweede deel van Nehemia gaat immers niet meer over de muur, maar over het leven met God - zoals ook Ezra. De stad kan weer herbouwd zijn, dat neemt niet weg dat er ook een innerlijke vernieuwing nodig is. In hun tijd wezen Haggai en Zacharia op de noodzaak van reinheid. Ezra leest, vergezeld van Nehemia en Levieten, het volk de Thora voor en legt deze uit (Neh. 8:9). Als er later een aantal maatregelen worden genomen, zoals tegen gemengde huwelijken (opnieuw niet erg tolerant!) of om de schulden van armen kwijt te schelden (bepaald vooruit­strevend en sociaal!), zijn het Ezra en Nehemia die samen de leiding nemen. Een bijzondere beslissing is, dat één op de tien mensen wordt verplicht om in Jeruzalem te gaan wonen, blijkbaar om het inwonerpeil omhoog te brengen (11:1v). Pas na al deze gebeurtenissen is het zover dat de muur ook echt kan worden ingewijd, wat met veel feeste­lijkheden gepaard gaat. De muur symboliseert dus vooral de vernieuwing van het verbond door een volk in een kwets­bare situatie.

Karakteristiek voor Nehemia is misschien wel vooral wat in het laatste hoofdstuk van het boek te lezen is. Nehemia is teruggekeerd naar Perzië maar brengt later een tweede bezoek aan Jeruzalem. Als hij ontdekt dat veel voorschriften helemaal niet nageleefd worden en de tempel verontreinigd is, begint hij onvermoeibaar als altijd met een nieuwe poging orde op zaken te stellen en het volk aan te moedigen naar de Thora te leven.

Het boek heeft een open einde. Of Nehemia geslaagd is in zijn missie? Misschien moeten we zijn intentie en inzet leren zien als zijn missie.


In die lijn interpeteert rabbijn David Hartman de betekenis van Ezra en Nehemia in zijn boek A Living Covenant. Beide nemen persoonlijk initiatief, zonder dat God hen bepaalde opdrachten geeft, stelt Hartman. Ze hebben dan ook geen enkele garantie dat ze zullen slagen. Een tekst waarnaar Hartman verwijst is Nehemia 9:38, waar het volk het verbond met God vernieuwt, terwijl het erkent een volk van slaven te zijn (9:36). Hartman concludeert hieruit dat Israël zelfs ten tijde van onderdrukking toch de verantwoordelijkheid heeft te leven met de Thora. Ook als de kloof tussen belofte en werkelijkheid niet groter zou kunnen zijn. De stichting van de staat Israël is voor Hartman zo'n poging. Een uit­daging zonder goddelijke garanties.

Daar sluit de uitleg van een ander vers op aan. De Joodse traditie vraagt zich af waarom Ezra God aanspreekt als de grote, sterke en geduchte God (9:32; bJoma 69b). Mozes gebruikte dezelfde namen in Deuteronomium 10:17. Jeremia en Daniël weken hiervan echter af. Jeremia maakte de verwoesting van de tempel mee en gaf aan dat hij daarom niet langer van de ontzagwekkende God kon spreken (zie Jer. 32:18). Daniël maakte de ballingschap van het volk mee en kon niet langer van de macht van God spreken (zie Dan. 9:4). Dat Ezra weer wel de drie namen gebruikt komt doordat hij God op nieuwe wijze heeft leren kennen, zeggen de rabbijnen. Gods macht en geduchte daden worden zichtbaar in zijn lankmoedigheid, in het niet-uitoefenen van wraak tegenover vijanden.

Ten tijde van machteloosheid en vernedering, verstrooid onder de volken, bleef Israël vasthouden aan Gods macht en grootheid. De lijn wordt in het Avot 4:1 doorgetrokken naar het gedrag van mensen: Wie is machtig? Hij die zijn instinct onderdrukt, zoals gezegd is “De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt” (Spr. 16:33).


Het is een spannende vraag wat Nehemia van deze rabbijnse teksten zou hebben gevonden.

Kees Jan Rodenburg