StefanusStefanus


In onze reeks over bijbelse personen staat deze keer Stefanus centraal. In de lijst geloofs­getuigen uit de Hebreeënbrief ont­breekt zijn naam, maar je vindt het verhaal van Stefanus terug waar gesproken wordt over hen die ‘te maken kregen met be­spotting en geseling, zelfs met arrestatie en gevangenschap. Ze weren gestenigd of doormidden gezaagd, of stierven door een moordend zwaard’ (Hebr.11:36-37). Stefanus is geloofsgetuige en martelaar bij uitstek. In veel afbeeldingen wordt hij op die manier neergezet, als een geloofsgetuige die het oordeel passief onder­ging. De bijbel maakt duidelijk dat aan het moment van de steniging een intense woordenstrijd voorafging, waarin Stefanus zelf een actieve rol speelde.


Wat het boek Handelingen in hoofdstuk 6 en 7 over Stefanus vertelt bestaat vooral uit zijn lange redevoering. Enkele korte gedeelten gaan in op de gebeurtenissen voorafgaande aan de rede en de gevolgen ervan. In de tekst is duidelijk te merken dat de spanning tussen Stefanus en zijn aanklagers steeds meer toeneemt. Zowel de beschuldigingen aan het adres van Stefanus (hij lastert Mozes en God, hij keert zich tegen de tempel en de wet, Hand. 6:11,13) als de woorden waarmee Stefanus een tegenaanval doet (zij verzetten zich steeds weer tegen de Heilige Geest, hebben de Rechtvaardige vermoord en houden de wet niet, Hand 7: 51-53) zijn scherp. De toehoorders raken buiten zichzelf van woede en stenigen Stefanus buiten de stad. Een twistgesprek en een religieuze rechtszaak mondden uit in de dood.


Het is opvallend, dat Stefanus in zijn redevoering niet probeert zich vrij te pleiten. Hij gaat wel in op de beschuldi­gingen door over de tempel en de wet te spreken, maar hij doet geen poging het oordeel af te zwakken of te nuance­ren. Je kunt zeggen dat hij juist olie op het vuur gooit. Hij draait niet om de zaak heen.

Wat is de kern van zijn betoog? Stefanus’ rede bevat meerdere rode draden. Een ervan is, dat God de geschiedenis van zijn volk in Zijn hand heeft en perioden van voor en tegenspoed ten goede keert. Hij houdt vast aan zijn verbond en gebruikt concrete mensen om zijn beloften waar te maken. Het volk Israël herkende echter in veel gevallen niet hoe Jozef, Mozes en Jezus Gods afgezanten waren.

Een andere lijn is, dat God het volk zijn wet gaf (‘levensbrengende woorden’ genoemd in Hand. 7:38) en Salomo toestond een tempel te bouwen. Het volk maakte zich echter eigen goden en misbruikte de tempeldienst. Het werden werken van hun eigen handen, een uitdrukking die meerdere keren terugkeert (Hand. 7:41,43,48).

Dat laatste punt komt sterk naar voren in het citaat dat Stefanus gebruikt uit Jesaja 66. Als Stefanus stelt dat de Allerhoogste niet in een huis dat door mensenhanden is gemaakt kan wonen, verwoordt hij een algemeen besef uit de Joodse traditie. Salomo zelf sprak dezelfde gedachte al uit bij de inwijding van de eerste tempel:

27 Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan u niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor u heb gebouwd. 28 HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot u richt. 29 Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan u zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. 30 Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, aanhoor ons gebed vanuit de hemel, uw woonplaats, aanhoor ons en schenk ons vergeving. (1 Kon. 8:27-30)

Stefanus citeert echter niet Salomo, maar een gedeelte van een profetie van Jesaja. Dezelfde gedachte krijgt dan de betekenis van een waarschuwing aan het volk:

1 Dit zegt de HEER: De hemel is mijn troon, de aarde mijn voetenbank. Waar zouden jullie een huis voor mij kunnen bouwen? En wat zou mij als rustplaats dienen? 2 Dit alles heb ik met eigen handen gemaakt, zo is dit alles ontstaan - spreekt de HEER. Toch sla ik acht op wie verdrukt wordt, op mensen met een gebroken geest, op ieder die huivert voor mijn woorden.
3 Wie echter een stier slacht maar ook een mens doodt, wie een schaap offert maar ook een hond de nek breekt, wie een graanoffer brengt mét het bloed van een zwijn, wie wierook brandt als deel van het graanoffer maar tegelijk een afgod looft - zoals zo iemand zijn eigen wegen kiest en van zulke gruwelijkheden geniet, 4 zo zal ik kiezen hoe ik hem zal kwellen, zijn grootste angsten laat ik uitkomen. Want ik heb geroepen, maar niemand gaf antwoord, ik heb gesproken, maar zij luisterden niet; zij deden wat slecht is in mijn ogen, en zij verkozen wat ik niet wil. (Jesaja 66)

Deze profetische woorden zijn hard, maar vormen geen eindoordeel. Ze zijn eerder een indringende oproep om terug te keren naar een waarachtig leven met God. In de kerkelijke traditie zijn ze echter meestal anders gelezen. God zou hebben afgerekend met het ongelovige, hardnekkige Joodse volk, dat onbesneden is van hart en oren (Hand. 7:51). Daarentegen heeft de kerk het evangelie wel goed verstaan. Wie hier het verbond als kader niet herkend komt uit bij anti-judaisme of een vorm van vervangingsleer. Als niet-Joden die leven in de eenentwintigste eeuw kunnen we daar­om niet op dezelfde manier tegen het Jodendom spreken als Stefanus deed.


Als gespreksgroep probeerden we Stefanus’ woorden op onszelf te betrekken en zagen we verschillende betekenissen. Stefanus’ kritiek waarschuwt ons voor leiders en een vorm van leiderschap die zichzelf centraal zet en anderen daar­aan ondergeschikt maakt. Tegelijkertijd richt de kritiek zich ook op ons persoonlijke leven en dan vooral op de sleur en de automatismen in ons geloof. Gebed, bijbellezen, kerkgang, het kunnen allemaal vastgeroeste patronen worden waarin het geloof niet meer leeft. Een heel ander punt is de troost die ook in Stefanus’ betoog aanwezig is. Hij maakt immers duidelijk dat mensen vaak blind zijn voor Gods weg, maar dat God desondanks Zijn verbond niet verbreekt. De profetische kritiek kan scherp zijn, maar betekent niet dat God opgeeft.


Was Stefanus een geloofsgetuige? Ja, zo komen we met elkaar tot de conclusie. In meerdere opzichten zelfs. Als groep geven we een voor een weer wat Stefanus volgens ons tot een geloofsgetuige maakte.

Kees Jan Rodenburg