foto: beet hamidrasj

Het leerhuis, beet (ha)midrasj

BIM”D - בֵּית הַמִּדְרָש

Eén van de eigenaardigheden van het moderne Hebreeuws is het gebruik van afkortingen. Veel uitdrukkingen, vaste woordcombinaties of belangrijke aanduidingen worden terug­gebracht tot enkele letter. Tel Aviv wordt T’’A, Jeruzalem J-M en de premier die hoofd van de regering is wordt RH’’M (Rosj haMemsjala) genoemd.

Grappig is het dat sommige afkortingen tot woorden zijn omgesmolten. De bekendste is het woord Tenach. De afkorting is TN’’CH en daarin verwijzen de letters naar de boeken van de Tora, de Nevi’im (Profeten) en Chetoebim (geschriften). Maar het is een stuk makkelijker om Tenach te zeggen dan de drie woorden afzonderlijk.

Soms raak ik het spoor bijster, zoals tijdens journaaluitzendingen. Van een of andere legerofficier worden naam vermeld in een apart balkje met daaronder een reeks afkortingen die aangeven wat zijn functie is bij welk legeronderdeel en in welk gebied. Je moet het maar weten. Daar komt nog bij dat het soms redelijk logisch waar de afkorting vandaan komt, maar dat dat vaker niet zo is dan wel. Lang niet alle afkortingen staan in het woordenboek en vaak zit er dus niets anders op dan puzzelen!


Waarom toch al die afkortingen, zelfs als het bedoelde woord heel kort is? Als antwoord hoorde ik eens iemand zeggen: we hebben geen tijd om alles op te schrijven. Vandaar ook dat het Hebreeuws alleen medeklinkers schrijft. Dat begon al met Mozes op de berg, die de Tora moest opschrijven. Je kunt toch niet verwachten dat hij ook nog eens een voor een klinkers zou gaan beitelen in de stenen platen.

Toen eenmaal besloten werd alle mondelinge discussies over de Tora op te schrijven en zo het grote Joodse werk, de Talmoed, ontstond, werd ook gekozen voor een compacte schrijfwijze. Het wemelt van de afkortingen en zinnen waarin geen woord teveel staat.


Wat een contrast met de tijd die daarom nodig is om de Talmoed te lezen en begrijpen! Wie de Talmoed openslaat en begint daarin te studeren kan niet zonder geduld en tijd. Deze week zat ik samen met andere studenten in het bi’’hmd (beet hamidrasj), het leerhuis, gebogen over een stukje tekst van vijf regels. Maar liefst een hele ochtend werd besteed aan de vraag of de olielampen die niet geschikt zijn voor de sjabbat wél gebruikt mogen worden tijdens het feest Chanoeka! Eerst leek het alsof er niet anders in de tekst stond dan dat de ene rabbijn zegt dat dat wel kan en de andere niet. Maar later werd duidelijk dat de verschillende meningen heel verschillende gezichtspunten aan de orde stellen, die allemaal meegewogen moeten worden bij het antwoord dat toen en nu wordt gegeven. Een simpel ‘ja’ of ‘nee’ is niet genoeg! Je kunt niet genoeg tijd geven aan studie van de Talmoed, omdat daarin voor het Jodendom net als in de Tenach het woord van God te vinden is.


Hoewel de studie er serieus aan toe gaat, is de sfeer in het leerhuis heel ontspannen. Je mag er eten en drinken, studenten lopen heen en weer, er wordt heftig gediscussieerd en gelachen.

De ochtend eindigde op een manier die ik nooit verwacht had en me ook niet kan voorstellen in een Nederlandse setting. Omdat elf jaar geleden de invloedrijke rabbijn en musicus Sjlomo Carlebach stierf werd zijn ‘Johrzeit’ gemarkeerd met liederen en verhalen. Ik hoorde teksten langskomen als Jesaja 2 (want de Tora gaat uit van Sion...) en Psalm 121 (ik hef mijn ogen op naar de bergen...) en luisterde naar verhalen over Carlebach die moest kiezen tussen Talmoed en gitaar (en voor de gitaar koos) en met zijn optredens probeerde Joden terug te brengen naar hun wortels.

Bij het slotlied moest worden gedanst. Plotseling vulde de zaal zich met docenten, studenten en de rabbijn die hand in hand gingen. Van haast was geen sprake meer, van geduld evenmin. Ze maakten plaats voor vreugde.