Slot: Geloofsgetuige zijn


We zijn aan het einde gekomen van een seizoen. Elke avond bespraken we het verhaal van een bijbels persoon en vroegen ons af in welk opzicht zij geloofsgetuigen waren.

Aan het eind van deze serie is duidelijk dat het nauwelijks mogelijk is al die verschillende personen en hun levens samen te brengen onder een noemer. Er bestaat niet één bepaalde manier om geloofsgetuige te zijn, er is geen taakomschrijving of definitie. In de levensverhalen van bijbelse getuigen komen wel steeds bepaalde kenmerken naar voren. Een daarvan is het lijden, de weerstand en de tegenslag. Iemand in onze gespreksgroep verwoordde het zo: ‘Deze geloofsgetuigen hebben allemaal ingrijpende ervaringen opgedaan met God, ervaringen die strijd teweeg brachten.’ Een ander kenmerk van hun levens is dat zij juist in die strijd vasthouden aan Gods beloften, dat zij vertrouwen op de toekomst. Ook al hebben zij maar een glimp gezien van Gods aanwezigheid, zoals de schrijver van de Hebreeënbrief zegt (Hebr.11:13), ze houden zich vast aan de hoop op God.


We vroegen ons af hoe de geloofsgetuigen uit het verleden verbonden zijn met Jezus Christus. Sommige personen lijken vooruit te wijzen naar Jezus, door hun boodschap of door iets dat hen overkwam. Neem bijvoorbeeld Jona die drie dagen in de vis zit en zo een afbeelding was van Jezus’ ondergang. Daarnaast zien we in Jezus’ leven terug wat bij kenmerkend was voor de andere geloofsgetuigen: hun strijd en hun vertrouwen.

Het is opvallend dat de lijst geloofsgetuigen uit Hebreeën 11 vooral mensen uit het Oude Testament noemt. De eerste avond van dit seizoen spraken we daar al even over. We bedachten toen dat de schrijver misschien duidelijk wilde maken dat er een rode draad loopt door het Oude en het Nieuwe Testament. Zoals Stefanus de geschiedenis van Israël ook op zijn eigen manier navertelde en aangaf dat Jezus in de lijn past van onbegrepen en door Israël verworpen leiders zoals Jozef en Mozes. Jezus leven, zo lijkt Hebreeën 12 te willen zeggen, eindigde in schande en het kruis, maar dat was niet het einde van het verhaal. Jezus kon zichzelf daaraan overgeven omdat hij wist dat God zo een keer ging brengen in het lot van de mensheid.


Er zijn vele geloofsgetuigen om ons heen. Maar hoe staat het met onszelf? Om daarover door te praten lazen we 1 Petrus 3:8-18. Petrus spoort zijn lezers aan om verantwoording af te leggen van hun geloof. Hij benadrukt echter dat zij dat met zachtmoedigheid en eerbied/respect moeten doen (vers 15). In onze groep ontspint zich een gesprek over evangelisatiemethoden. Hoe kun je op een respectvolle manier spreken over iets waarvan jij overtuigd bent? Hoe voorkom je dat de ander het gevoel heeft niet serieus te worden genomen? Christenen weten zovaak wat een ander nodig heeft, zonder ook maar iets te vragen.

Bij Petrus gaat het om een levenshouding, om een goede levenswandel (vers 16) en een vriendelijk getuigenis. Wat kenmerkend is van zo’n houding is vooral dat het kwade wordt beantwoord met het goede (verzen 9-11). Je eerste neiging om boos te worden moet je zien te onderdrukken. Dat is natuurlijk niet altijd eenvoudig en Petrus besteedt dan ook meerdere verzen aan dit punt. Maar zo’n houding zal opgemerkt worden door de mensen en zal vragen op­roepen. Dat is het moment waarop je kunt spreken.


Petrus kiest zijn woorden met zorg als hij schrijft: ‘Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden’ (vers 15). Getuige zijn draait om de hoop die ons leeft. Dat is veel ruimer en wijdser dan datgene wat we verstandelijk geloven. Het gaat om datgene wat ons beweegt, datgene waar we naar uitzien, datgene waar we ook mee worstelen. Geloof is zoveel meer dan een reeks geloofsartikelen, geloof moet leven. Is het niet zo dat levensverhalen van bijbelse personen ons aanspreken omdat we zien hoe in hun concrete en soms moeilijke levensomstandigheden geloof en hoop naar boven komen? Zouden wij dan niet ook ons leven moeten delen met anderen, in de hoop dat zichtbaar wordt waar wij onze kracht uit putten en merkbaar is dat wij leven uit het geheim van Gods aanwezigheid?


Petrus spoort ons aan de weerstand en het lijden dat we misschien meemaken met moed te dragen. Maar hij zegt meer. Het kwaad moet namelijk beantwoord worden met het goede. Dat vraagt veel meer van ons dan het verdragen en ondergaan van bedreigingen en beschimpingen. Het vraagt namelijk van ons dat we er het positieve tegenover stellen van het gebed en de zegen (vers 9, 12).

Zijn we daar in concrete situaties toe in staat? We moeten er steeds weer aan herinnerd worden, dat Gods hande­lingen gericht zijn op het zegenen van mensen, op het scheppen van hoop temidden van wanhoop. Als je beseft dat jou dat is overkomen en het steeds opnieuw gebeurt, dan kun je ook anderen tot zegen zijn.

Kees Jan Rodenburg