Uit de droom geholpen

Preekschets over Genesis 41


Wat is er toepasselijker op Israëlzondag dan om met Israël in de Tora te lezen? Op deze Israëlzondag willen we ons laten leiden door de Jozefgeschiedenis uit Genesis 41, waarbij Jozef vooral als uitlegger van dromen door God getoond wordt.


In het synagogale leesrooster maakt Genesis 41 onderdeel uit van de sectie Miketz, die Genesis 41 tot 44:17 beslaat. Deze sectie wordt meestal rond Chanoeka in de synagoge gelezen. De bijbehorende profetenlezing (haftara) is 1 Koningen 3:15-4:1, over het Salomonsoordeel. In de preken in de synagogen worden dan ook vaak parallellen geschetst tussen beide bijbelgedeelten. Niet geheel ten onrechte, zoals ook in deze preekschets zal getoond worden.


De lijn vanuit Genesis 41 loopt door naar de meerdere Jozef in Openbaring 5, Die ons alleen echt uit de droom kan helpen. Hoe gaat het met Israël en met hen, die aan de wortel van Israël, Jezus Christus, verbonden zijn?

Context Genesis 41

Genesis 41 maakt onderdeel uit van de zogeheten Jozefcyclus. De bekende exegeet Claus Westermann geeft een goede situering van dit hoofdstuk in dat geheel:

“In der Mitte der Josephgeschichte steht dieses Kapitel 41, an deren Anfang die zornige Frage der Brüder Josephs stand: ”Willst du etwa König sein über uns?” und an deren Ende der aus dieser Frage erwachsende Bruch in der Familie Jakobs dadurch geheilt werden kann, daß Josephs in königlichem Auftrag durchgeführte Maßnahme auch das Leben seiner Familie bewahrt.”1

De vraag die zich bij de geschiedenis van Jozef voordoet is: Wat is de positie van Jozef? Wat is zijn plaats in de heils­geschiedenis? Waarom ontvangt hij die grootse taak in Egypteland? De sleutel voor het antwoord daarop vinden we een aantal hoofdstukken verderop, in Genesis 45:

Gen.45:5: Want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden tot behoud van het leven.
Gen.45:7: Doch God heeft mij voor uw aangezicht gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde en om u bij het leven te behouden door een grote verlossing.

De oudtestamenticus van Pretoria, A. van Selms, tekent bij Gen. 45:5 aan:

“(...) in Gods hand is dat een middel geweest om het hele geslacht van Jakob in het leven te behouden.” En bij Gen. 45:7: “Het doel van Gods beschikking was het voortbestaan van Jakobs geslacht en daardoor de vervulling van zijn beloften sinds [Gen.] 12:2. God wil voor hen een ‘overblijfsel’ op aarde stellen: een volgende generatie, die als de vorige wegsterft een nieuwe generatie voortbrengt.”

Van Selms stelt als vertaling voor het lastige slot van Gen. 45:7 voor:

“om aan u het leven te schenken (zodat gij wordt) tot een groot aantal geredden.” Hierbij moet gedacht worden aan een redding uit een militaire catastrofe.2

Er zijn veel overeenkomsten tussen de twee bijbelse figuren Jozef en Salomo. In de joodse traditie worden naar aanleiding van de profetenlezing vergelijkingen getrokken tussen het wijze oordeel van Jozef en dat van Salomo. Ook Van Selms3 signaleert tal van overeen­komsten. Een kleine greep daaruit:


Een tweetal woorden in Gen. 45:7 geeft aanleiding tot verdere exegese:


De kanttekeningen bij de Statenvertaling tekenen bij dit vers aan:

“Door een grote verlossing of anders: tot een grote verlossing of ontkoming; zij wordt groot genoemd ten aanzien van het wonderbare werk der goddelijke voorzienigheid, hierin klaarlijk blijkende; en van de grote weldaad hierdoor aan de Israëlieten bewezen, die in zeer grote getale overblijven zouden.”

De dromen in hoofdstuk 41

De farao heeft twee dromen gedroomd van gelijke strekking. Hier speelt het populaire Hebreeuwse literaire stijlfiguur van het parallellisme mee (vergelijk de herhalingen in de Psalmen en de Wijsheidsliteratuur), maar ook het vaste voornemen van God (vs.32). Er valt door de herhaling extra nadruk op de mededeling.


Dromen werden bij de Egyptenaren - de context waarin Jozef verkeert - meer gezien als een voorafgaande waarschuwing dan als een onafwendbaar lot. Men zag de slaap als een medium voor contact met doden en goden.4


Er is sprake van twee dromen: in de eerste treden op zeven magere(uitgedroogde) en zeven vette (welgedane) koeien. De magere aten de vetten op, maar werden niet mooier. In de tweede droom gaat het om enerzijds zeven vette en goede, zware en prachtige aren uit een halm en anderzijds zeven dunne, spichtige, (niet uit één halm). De zeven dunne aren aten de vette op, maar werden niet voller.


De befaamde joodse exegeet Rasji noteert bij Gen. 41:7: “En zie het was een droom”, betekent: het is nu afgerond en wacht op een uitleg.5 Bij het volgende vers merkt Van Selms op: “Zijn geest is verslagen, met schoppen voortgedreven”. Duidelijk is dat Farao zeer onrustig is, want hij weet dat dit een bijzondere droom is.


Gen. 41:8: Tovenaars en wijzen van Egypte: Geleerden, chartummiem, tegenwoordig ziet men hier in de priester-lezer, waarzeggende priesters; de wijzen, de chochamiem, hier: allerlei geleerden van dromenuitleggers. De intelligentsia van Egypte is hier aanwezig. Maar ze konden de betekenis niet verklaren.Ze zullen wel het een en ander naar voren gebracht hebben, maar het voldeed niet. Men komt er niet uit, met al de wijsheid van Egypte.

Rasji wijst erop dat om de gave van Jozef des te meer te doen uitkomen, ons eerst wordt verhaald van de onmacht van de dromenuitleggers. Zij zijn de magiërs, letterlijk: zij die de neusgaten legden op de beenderen van de lijken, dus: mensen die beenderen raad­pleegden bij het voorspellen.


Gen. 41:12: Er klinkt verachting door in de stem van de schenker. Hij beschrijft Jozef nl. als

  1. een jongeling, dus iemand die niet geschikt is voor grootheid en nog onverstandig is
  2. een Hebreeër, iemand die zelfs onze taal niet spreekt
  3. een slaaf, in onze Egyptische wetten staat dat die niet mogen regeren.

Dit wordt in de loop van het verhaal omgekeerd! (Rasji)


Gen.41:14: Nieuwe kleren, niet uit respect voor Jozef, maar voor de farao.


In vers 25 en 28 staan de wonderlijke woorden: “God is doende.” We kunnen dit als kern­tekst zien. God is al aan het werk gegaan en blijft bezig. Jozef heeft zelf gedroomd en weet dat God dromen geeft en ook vervult. God is bezig. Alle wijzen moeten zwijgen, want er is er maar een die iets te zeggen heeft, omdat hij ziet dat God doende is. En die ene is door God gezonden. Hij is Gods gezant, de gezant van de God van Israël, Die al jaren doende is voor Zijn volk.


De zeven magere jaren van de honger zullen alles wat er groeide in de zeven vette jaren van welvaart opeten. Iedereen ziet en erkent dat dit de enige juiste uitleg is. Wat God laat dromen kan alleen een uitleg hebben, die is naar Gods bedoeling.


In vers 38 horen we Farao uitspreken: “Is er wel een man te vinden, waarin Gods Geest is als deze?” In vs.16 heeft Jozef op God gewezen en nu verwijst Farao ook naar God. Claus Westermann merkt hierbij op: “Joseph und dem Farao ist die Überzeugung gemeinsam, daß ‘Gott’ in der Geschichte wirkt, trotz der Verschiedenheit der Religionen.”6


Voor de naam Tsafnat Paneach in vers 45 worden verschillende vertalingen/uitleggingen voorgesteld: “Gott spricht und er lebt” (Westermann); Hij die het verborgene opheldert (Rasji). Soms ook: Behouder van het leven.

Interpretatie Genesis 41

We zien de tekst uit Gen. 41 in heilshistorisch licht: het gaat in het wereldgebeuren om het volk van God en daarmee verbonden: haar Messias. Zelfs Egypte moet daaraan mee werken.

Calvijn noteert bij vers 5: “Zo wilde Hij (God) als het ware voor korte tijd Jozefs dood, om hem plotseling als behouder van het leven uit het graf te rukken.”


We kunnen Jozef interpreteren als een “type” van Christus. Er zijn verschillende overeen­komsten tussen Jozef en Jezus:


Nog wordt Jezus als Messias verworpen, maar ook nu nog is Hij doende voor Zijn volk opdat allen Hem leerden nodig krijgen door Zijn Woord en daad.


De lijn voor de prediking: Net als in die tijd is God ook nu doende voor Israël. God is doende, heeft een plan met deze wereld en in die wereld in het bijzonder met Israël en met allen die door het geloof in de Messias van Israël in Israël zijn ingelijfd (Ps. 87). Vaak komt Israël voor op de agenda van de regeringstafels. Men komt er niet uit. Alle menselijke wijsheid faalt. Hoe komen we er uit? Hoe zullen we Israël moeten duiden? Hoe kunnen de vragen opgelost worden? Wie heeft de toekomst?

Parallel met Openbaring 5

Johannes mag op Patmos de plannen van God met Israël en de wereld vernemen om die door te geven en te beschrijven. Ook daar is het raadsplan van God: een boek dat niemand kan openen. Het is van binnen en van buiten beschreven en verzegeld met zeven zegelen. Niemand heeft toegang tot de inhoud dan alleen diegene die gemachtigd is om de zegels te verbreken. Er is niets aan het toeval overgelaten, alles is tot in de kleinste bijzonderheden beschreven. De boekrol is gesloten vanwege de zonden van de mensen. “Zoals een testament geëxecuteerd moet worden, wacht ook de inhoud van dit verzegelde geschrift op uit­voering.”7

Johannes hoort een stem roepen: “Wie is waardig dit boek te openen en zijn zegels open te breken?” Het is het boek van Gods raadsplan met de wereld en met Zijn volk Israël en met hen die aan de wortel van Israël deel hebben.

Al de wijzen van de wereld en politici en intellectuelen zijn niet in staat dit boek van Gods plan te openen. Het is als met de dromen van de Farao, in heel de schepping is niemand in staat Israël, de wereld en de zondaar tot een goed einde te voeren. Wat is Gods bedoeling met de wereld en Zijn volk? Niemand kan er een letter van lezen.

Wat is er aan de hand met Israël, met de kerk, met de rampen die zich voltrekken in deze wereld? “Die boekrol openen en lezen kan alleen gedaan worden door degene die ook gemachtigd is om uit te voeren wat daarin geschreven staat.”8

“Niemand is waardig.”

Zo was het aan Farao’s hof en zo is het aan al de hoven van de wereld. Niemand is in staat om Gods geheimen te ontsluieren, dan alleen die van God Zelf de bevoegdheid daartoe heeft.


Aan het hof van de Farao is het Jozef. Een man die in de gevangenis zit. Nota bene een Hebreeër enz. Minder kan het toch niet? Maar Farao laat hem halen, want hij is de enige die Gods plan kan verklaren, omdat in hem de Geest van God is.

En in Openb. 5 is het het Lam, de “meerdere Jozef”, staande als geslacht. Moet Hij het openen? Een Lam? Een kruisdrager? Een verworpene? Ja, maar wel een Lam met zeven hoornen. Hij heeft geleden, maar heeft overwonnen. Hij is uit het graf opgestaan. Hij is de leeuw uit de stam van Juda, Hij is de wortel van David. Hij is het Die als Jood geboren wilde worden. Hij moet er bij geroepen worden, Die voor zoveel het vlees aangaat uit Israël is.

Merkwaardig genoeg wordt hier het Lam geïntroduceerd als de Leeuw uit de stam van Juda, de (beloofde) afstammeling van David. Dit is de messiaanse titel, die het meest in de lijn van de Joodse politieke messiasverwachting schijnt te liggen. Hij grijpt terug naar Gen. 49, dat reeds vóór onze jaartelling messiaans werd geïnterpreteerd, zoals o.a blijkt uit het apocalyptische geschrift De testamenten der twaalf patriarchen. Op deze manier wordt aangegeven, dat het christelijke geloof in de gekruisigde Messias de Tora niet vernietigd maar vervuld heeft.9

Hij is het, die ons als Enige God kan verklaren en ons inzicht kan geven in de dingen die God bezig is te doen. “Zonder Christus zou de geschiedenis vastlopen.Door Christus komt de rol van Gods besluiten tot ontvouwing. Hierbij gaat het niet om een open einde. Het Koninkrijk van God komt tot volle heerlijkheid en werkelijkheid op deze aarde.”10

Wil Gods plan met Israël en ook met ons eigen leven duidelijk worden dan kan dat alleen door te zien op het Lam, Die de zegels verbreekt en het boek opent en ontsluit. Hij was net als Jozef verworpen, als slaaf verkocht, door de heidenen terecht gesteld en geslagen aan het kruis, maar ook als Jozef uit de kuil gehaald, Hij is immers opgestaan van de doden en regeert. Hij wil er bij geroepen worden, want zonder Hem zal Israël niet verlost worden en zonder Hem zal geen zondaar gered worden.


God is doende ook vandaag. Ook al werkt Israël niet mee. Het is niet beter dan haar voor­geslacht, dan de broers van Jozef, die voor hen werkte aan het hof.

God is doende voor Israël. Zal Hij Zijn volk verstoten? Nooit! (Rom.11:1) Wie zal het verwachten van de verdiensten van Israël, die zichzelf heeft leren kennen voor God? Heet het niet dat wij met God verzoend zijn toen we nog vijanden waren? Ook al werkt geen enkele zondaar mee, God werkt altijd soeverein.


Het plan van Hem gaat door in Jezus Christus. De oplossing ligt in het luisteren naar het Lam, Die geleden heeft (het Lam) en is opgestaan (de hoornen). Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij kan ons zicht geven op Gods handelen. Door Hem zal de breuk hersteld worden, tussen Israël en God en tussen een mens die ver van God is en Zijn Maker.

Samen met Israël luisteren we naar de woorden Die Christus ons verklaart. Hij is waardig om er naar te luisteren! Zonder Hem komen we van magerte om, al doen we ons te goed aan al de vette buffels van deze wereld. Het Lam leert ons een lam te worden en volgzaam te zijn. Als een verloren schaap gevonden te zijn. Zonder deze Messias, Jezus, is het voor eeuwig verhongeren.


In de toekomst: Israël zal echt tot leven komen door haar Messias. Door Hem zal Israël, als eens de broers van Jozef, uit de droom geholpen worden.

In het eschaton: Eens zal Hij verschijnen in volle heerlijkheid en dan zal echt alles duidelijk worden: Gods plan met Israël en de volkeren.

Hij zal er staan, staande als geslacht. Hij regeert: de Tsafnat Paneach voor eeuwig.

Lijn voor de prediking

Thema: God is doende voor Zijn volk (Gen. 45:7)

  1. Om Zijn volk in leven te behouden is Jozef vooruit gezonden door God. Het gaat om Israël, aan wie de woorden van God zijn toevertrouwd (Rom.3:2). Israël is de drager van Gods belofte: de Messias.
  2. De enige die echt profeet is en uitleg kan geven is Jozef, in wie de Geest van God is, een type van Christus (een voetafdruk, voorafschaduwing).
  3. De lijn van Jozef naar Salomo en vervolgens naar Christus, de hoogste profeet in wijsheid (Matth.12:42 en Joh.1:18). En de lijn doortrekken (kan ook bij de verschillende punten) naar Openbaring 5:1-5.

Tip om verder te studeren

Heel veel joodse commentaren zijn in Engelse vertaling te vinden op: www.torah.org/learning/parsha/parsha.html?id1=10

ds. A.K. Wallet
Ds. A.K. Wallet (1939) studeerde aan de universiteiten van Utrecht en Apeldoorn
en is thans christelijk gereformeerd predikant te Naarden

Noten

1 Claus Westermann, Biblischer Kommentar Altes Testament, Genesis 37-50 (Neukirchen-Vluyn 1982) 102.

2 A. van Selms, Genesis, deel II [De Prediking van het Oude Testament] (Nijkerk 1967) 242-3.

3 Van Selms, Genesis 217-8.

4 A. de Buck, De godsdienstige opvatting van de slaap, inzonderheid in het oude Egypte [Ex Oriente Lux 4] (Leiden 1939).

5 Rasji (1040-1105), acroniem voor Rabbi Sjlomo ben Jitschak, woonde in Troyes (Noord-Frankrijk) en is een van de belangrijkste joodse bijbelcommentatoren. Hij is nog altijd gezaghebbend in orthodoxe joodse kringen en werd sinds het bijbels humanisme ook door christelijke theologen gebruikt (o.m. door de kanttekenaren van de Statenvertaling). Zijn commentaar is in Nederlandse vertaling beschikbaar: A.S. Onderwijzer, Nederlandsche vertaling van den Pentateuch, benevens eene Nederlandsche verklarende vertaling van Rashie’s Pentateuch-commentaar, Beresjiet (Amsterdam 1895). Deze informatie dank ik aan Bart Wallet.

6 Westermann, Genesis 97.

7 J.A. Visser, De Openbaring van Johannes [De prediking van het Nieuwe Testament] (Nijkerk 1965) 61.

8 M.C. Mulder, Het Lam regeert, bijbelstudies over Openbaring 4-22 (Zoetermeer 2000) 29.

9 Visser, Openbaring 62.

10 R. van Kooten, De dingen die met haast geschieden moeten I (Heerenveen 2002) 178.




Bij deze schets...

Op een aparte pagina geven we suggesties voor de eredienst, die in 2006 werden mee­gezonden aan de predikanten. Hieronder staan alleen de gedeelten die direct op Genesis 41 betrekking hebben.

Voor de kinderen

Genesis 41 is een mooie geschiedenis om apart aan de kinderen te vertellen. Bij het CIS is een kleur-/verwerkings­plaat te bestellen, waarin de kinderen een koe (uit de droom van Farao) kunnen inkleuren op een plaat met een wirwar van lijnen en vakken.

Gespreksvragen bij de preekschets van ds. A.K. Wallet over Genesis 41
  1. “God is doende”: God is al aan het werk gegaan, en God blijft bezig. De HERE is via Jozef in Egypte bezig teneinde zijn volk Israël in het leven te behouden.
    a. Wat zegt dit over God?
    b. Wat zegt dit over de relatie van de HERE met zijn volk Israël? Is die nog steeds gelijk?
  2. Israël zag er op dat moment nog niets van, dat God op deze manier bezig was. Wat heeft ons dat te zeggen? Zijn er tekenen van te zien, dat God op deze manier nog bezig is voor zijn volk Israël? Waar denkt u dan aan?
  3. Vindt u het belangrijk om als kerk eens per jaar op een aparte zondag stil te staan bij Gods werk voor zijn verbondsvolk Israël? Waarom? Wat moet op zo’n zondag met name benadrukt worden, vindt u?
  4. Is er uit dit gedeelte iets te leren dat van belang is voor het gesprek van de kerk met Israël vandaag? Hoe zou dat plaats kunnen vinden?

namens het Centrum voor Israëlstudies,
drs. Michael Mulder