Jeruzalem, de lastige steen

Zacharia 12:3,10


De laatste hoofdstukken van het boek Zacharia vertellen ons veel over de toekomst. De vraag komt dan bij ons op: waarover gaan deze profetieën? Zijn ze al vervuld? Hebben ze betekenis voor de gemeente en voor onszelf? Voor het Joodse volk en Jeruzalem?

Zacharia’s woorden zijn niet zijn eigen woorden, maar de woorden van God. Hij heeft de geschiedenis in handen. Door de profeet spreekt Hij over de toekomst van Jeruzalem en het Joodse volk.


In de tijd van Zacharia is het volk teruggekeerd uit de ballingschap in Babel, althans een gedeelte. We schrijven ± 500 voor Christus. De Heere is de getrouwe.

De profeet ziet nu als eerste, dat Jeruzalem gesteld zal worden tot een drinkschaal der zwijmeling (vs 2). Bedoeld is een schaal met bedwelmende drank. Alle volken rondom zullen die drinken en in zwijm vallen. Dit is het beeld van Gods toorn. De volken zullen optrekken tegen Jeruzalem om de stad in te nemen. Maar zij zullen beneveld en gestraft worden door de toorn van God. Wee, de volken die zich daaraan vergrijpen! De stad die hij heeft uitverkoren tot zijn woonplaats en eigendom.

Jeruzalem is ook een lastige steen, die je uit de weg moet ruimen. Een zware steen, die op de weg ligt en die weg moet (vs 3). Terwijl je aan alle kanten duwt en trekt, verwondt je jezelf aan haar. Want die steen heeft o zulke scherpe kanten! Zo zullen alle volken zichzelf verwonden bij hun pogingen om Jeruzalem te verwijderen. God zelf zal op een bijzondere manier ingrijpen. Er breekt een paniek uit (vs 4). De aanvallers staan machteloos. God voltrekt Zijn strafgericht over de volken. Jeruzalem zal blijken onschendbaar te zijn.


Zijn deze woorden in Zacharia’s eigen tijd vervuld? Of kort daarna? Gaan we de geschiedenis in die tijd na, dan is de vervulling moeilijk in die tijd te plaatsen. Jeruzalem is meerdere keren beschermd geworden, maar ook ingenomen en verwoest. Denkt u maar aan de meest bekende, die door de Romeinen in het jaar 70. Voor een totale vervulling in Zacharia’s tijd geeft de tekst heel weinig mogelijkheden. De volle vervulling staat nog uit.


Veel Oudtestamentische profetieën met betrekking tot Jeruzalem en het Joodse volk, vinden hun vervulling van de gemeente van Christus in het Nieuwe Testament (Gal. 4 en Hebr. 12). Christus, als Gods Zoon, verschijnt op aarde in het Joodse vlees. Hij verschijnt tot het Zijne, tot Zijn volk en tot Zijn stad. Nabij Jeruzalem hangt Hij aan het kruis als de Koning der Joden. In Zijn plaatsvervangend lijden en sterven en in Zijn opstanding uit de doden verdient Hij, als de Knecht des Heeren, de gerechtigheid om voor God te kunnen bestaan; verdient Hij het behoud en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. In de eerste plaats voor Zijn volk, de Joden, en dan voor de volken, alle volken. Voor het merendeel van Zijn volk, toen en nu, is en blijft Hij een lastige steen. (Rom. 9:33). Tegenover Hem komt hun ongeloof, hoogmoed en eigengerechtigheid aan het licht. God zelf heeft Zijn volk verhard, maar niet verstoten (Rom. 11:1). In deze weg is God met Zijn evangelie tot de volken gekomen (Rom. 11:11-16). En daar gaat Hij nog steeds mee door.


Ook wij worden opgeroepen de Messias van Israël te erkennen als onze Heere en Verlosser. Van onszelf zijn wij onwillig, vijandig en blind. Denken ook wij niet bewust of onbewust, dat we door een net godsdienstig leven wel een streepje voor hebben bij God, vergeleken bij anderen? Ook wij willen niet leven van genade alleen, op kosten van de verdienste van een ander, van de Ander. Daarom is Christus ook voor ons een lastige steen, een ergernis en een dwaasheid. Weg met Hem. Maar zo verwonden wij onszelf aan Hem. Wij gaan aan Hem verloren. Gods toorn blijft op ons.

Door Zijn Woord en Heilige Geest wordt dit anders. Met niets van onszelf kunnen wij tegenover God bestaan. Alleen door ons zondige en schuldige leven toe te vertrouwen aan de Heere Jezus Christus. Dan is Hij niet langer een lastige steen, maar de fundamentsteen, waarop ons levenshuis in leven en sterven vast en veilig is gebouwd.


Maar de tekst laat ons dan ook zien, dat Christus’ gemeente en Zijn volgelingen alle eeuwen door te maken hebben met vijanden uit allerlei volken. Zij proberen haar en hen uit te roeien. De gemeente en Jezus’ volgelingen zijn een lastige steen. Maar de vijanden zullen daarmee niets winnen. Al Gods vijanden en die van Zijn gemeente komen om in Zijn strafgericht, zowel in de tijd en op de grote oordeelsdag. En ook in ons eigen leven kunnen wij het alleen maar verwachten van Gods bewaring en van Christus voorbede.


We mogen ook nog een andere, een meerdere vervulling vinden, door dit tekstgedeelte letterlijk te nemen. Dan gaat het ook om een letterlijk vervulling in de toekomst. Veel van wat we hier en in de volgende hoofdstukken lezen is nog niet voluit vervuld.

De tekst spreekt over alle volken (vs 2 en 3) en over alle heidenen (vs 9). Wat moeten die met Jeruzalem? Nog maar 60 jaar geleden was Jeruzalem een voor de volken onbetekenend stadje. Waarom moest zij worden veroverd? Sinds 1948 is dat anders geworden. Zeker na 1967, toen heel Jeruzalem de hoofdstad werd van de Joodse staat Israël. Meerdere aanvallen zijn op de stad en de staat uitgevoerd, door de Arabische landen. Maar de stad is nog altijd in Joodse handen. En de dreiging van de kant van de moslim-Palestijnen en Arabieren (Hamas en Iran voorop) om Jeruzalem te heroveren, blijft. Geen stad staat zo in de belangstelling van de volken als juist Jeruzalem. En in vredesbesprekingen zal Jeruzalem een lastige steen zijn, wel het lastigste agendapunt.

In onze tijd zien we voor het eerst iets van de wereldwijde belangstelling voor deze duizenden jaren oude stad. De Britse oud-premier, Tony Blair, is door de Europese Unie, de Verenigde Staten en Rusland aangewezen als speciale gezant om te zoeken naar een vreedzame oplossing van het conflict tussen Israël en Palestijnen.


Wij mensen kunnen de toekomst niet voorzeggen. Door en ondanks alle menselijke beslissingen werkt de Heere aan Zijn Koninkrijk en gemeente uit Joden en niet-Joden. Hij werkt toe naar het einde en naar Zijn toekomst. Bidt om de vrede voor Jeruzalem: door haar Messias, Jezus Christus, in de eerste plaats. Deze vrede doorbreekt ook de vijandschap tussen Joden en Palestijnen en Arabieren. (de vredesbeweging Musalaha, de dienst der verzoening)


Zacharia voorziet nog een moeilijke tijd voor Jeruzalem en het volk (vs 6; Zach. 13:7-9; 14:1-6). Een tijd van grote benauwdheid. Alle volken zullen tegen haar optrekken. In die omstandigheden roepen de leidslieden tot God. En als zo vaak in de geschiedenis geeft Hij uitkomst. Veel vijanden worden vernietigd. En Jeruzalem zal nog blijven in haar plaats in Jeruzalem (vs 6). Want Gods oog blijft over Zijn stad en volk.

Maar dit keer geeft Hij meer. Hij stort uit de Geest der genade en der gebeden (vs 10). Gods genade is het, dat Hij Zijn Geest zendt. Daardoor gaan de mensen Zijn genade zoeken. Ze doen dat met smekingen en gebeden. Het uitgieten van de Geest veroorzaakt een verlangen naar genade, naar ontferming, vanuit het besef van berouw.

Dan spreekt Zacharia over een ‘aanschouwen van mij, die zij hebben doorstoken’. En zij zullen over hem weeklagen, als met een rouwklage over een enige zoon (vs 10a). In het tweede gedeelte van dit vers wordt dit herhaald om de inhoud nog eens extra te onderstrepen. Iets geweldigs gebeurt hier. Over de doorboorde zal een rouwklacht worden aangeheven, die te vergelijken is met diepe rouw en het bittere geween over een enige zoon of een eerstgeborene. De eerstgeborene had in Israël een aparte plaats. Onwaarschijnlijk is het, dat we hier moeten denken aan een persoon uit het verleden of uit Zacharias’ eigen tijd. We mogen hier denken aan de lijdende Knecht des Heeren, de man van smarten, die miskend en gedood werd (Jes. 53). De lijdende Messias.

De rouw en de rouwplechtigheden in Jeruzalem zullen net zo groot zijn als die van Hadad-Rimmon in het dal van Megiddo. De rouw van het hele volk over de dood van de jonge godvrezende koning Josia (2 Kron. 35:25). Hij was Juda’s laatste hoop op een voorspoedig koningschap.


Wanneer is deze profetie vervuld? Wie is de doorstokene, over wie zo intens wordt geklaagd? We mogen hier denken aan de Messias, de Heere Jezus Christus. Vanuit het Nieuwe Testament krijgt ook deze tekst een meerdere vervulling.

Wanneer Jezus gekruisigd is en gestorven is, doorsteekt een Romeinse soldaat Zijn zijde met een speer. Dan haalt de evangelist Johannes deze tekst aan, als een vervulling (Joh. 19:37).

We mogen aan een verdere vervulling denken in de toekomst bij Jezus’ wederkomst.(Openb. 1:7). Bij Zijn komst op de wolken zal alle oog Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven. Hier is sprake van de wanhoop der mensen, die zich altijd tegen Hem hebben verzet. Maar dan is het voor eeuwig te laat. In Zacharias gaat het over een uitvoerige en lange rouwklacht, die uitloopt op de heerlijke belofte uit Zach. 13:1, dat er vergeving is.

Moeten we soms denken aan het Pinksterfeest? Vele duizenden Joden uit Jeruzalem en daarbuiten werden verslagen in het hart over hun grote zonde, dat zij de Messias, Jezus Christus, doorboord, gedood hadden aan een kruis. Maar door de dezelfde Geest smeekten zij ook om genade. Zij ontvingen vergeving in Jezus’ bloed (Hand. 2:36-41).


Een gedeeltelijke vervulling, ook verder. Onder de inwoners van Jeruzalem en het Joodse volk komen er alle eeuwen, ook vandaag, door de Geest tot geloof in Jezus van Nazareth, de Messias, de doorboorde en opgestane Heere en Verlosser.

We mogen denken aan vervulling in de gemeente van Christus. De Geest ontdekt ons ook aan de zonde van het ongeloof tegenover Jezus Christus. Wij sloegen Hem aan het kruis. Dat brengt diep berouw. Maar de Geest opent voor ons in Hem de heilsfontein (Zach. 13:1) tegen alle zonden en ongeloof. Vervulling ook als er perioden zijn, dat de Geest krachtig doorwerkt, perioden van een rijke uitstorting van de Geest in de gemeenten, in eigen leven.


Behalve dit alles is er nog een meerdere vervulling van Zach. 12, in de toekomst. Jeruzalem en haar inwoners zullen nog weer bedreigd worden (vs 2-4). In die benauwdheid zal het Joodse volk de Heere aanroepen. Dan zal Hij Zijn Geest uitgieten over hen. Het zal geen dag zijn van overwinning op de vijanden. Maar één van intens verdriet en verslagenheid. Van het hele volk en van ieder geslacht en van ieder persoonlijk. Een geweldige omvangrijke rouwklacht. Waarover? Over het doorsteken, het doden van Gods Zoon, onze Messias, Jezus Christus. Ieder weet zich daar persoonlijk voor verantwoordelijk. Vreselijk! Verdiend is Gods oordeel. De roep om Zijn genade klinkt. Dan zal de Heere zich ontfermen over Zijn stad, over Jeruzalem en Zijn volk. De verharding en de verblinding neemt Hij weg. Hem, die zij eerst hebben vermoord in Zijn vernedering, Hem zullen zij dan zien in Zijn glorie en majesteit. Zij zullen op Hem zien als de Heere, onze gerechtigheid. Wat een dag zal dat zijn! (zie ook Rom. 11:25-26; 2 Kor. 3:16).

Wanneer en hoe dit gaat gebeuren, weten we niet. In de ontmoeting met de inwoners van Jeruzalem en het Joodse volk gaat het om, luisteren, dienen en getuigen.


De geschiedenis is in Gods hand. Zelf grijpt Hij in in de toekomst. Jeruzalems’ inwoners en het Joodse volk komen weer voluit tot hun bestemming: de lof van God in de Messias, Jezus Christus. Het zal de gemeente en de volken tot zegen zijn. Op die dag vieren zij met de inwoners van Jeruzalem en het Joodse volk het Loofhuttenfeest mee: in aanbidding van de ene naam Jezus Christus, Immanuël (Zach. 14). Naar die toekomst zien wij uit. Wij bewonderen Gods wegen, Zijn trouw en genade (Rom 11:33).

Enige literatuur

ds. J.A. van der Velden