studiereis > verslag > april 2007

‘Tussen twee bergen’

Verslag van de studiereis in april 2007

Hoofdlijnen uit de evaluatiemomenten

Tijdens de reis zijn er twee evaluatiemomenten geweest. Twee maal hebben we doorgesproken over de vraag, wat de grote hoeveelheid informatie uit de lezingen en de ontmoetingen met ons gedaan heeft. Wat is in positieve zin opgevallen, waar zetten wij de uitroeptekens? En waar blijven de vraagtekens staan, die door deze ontmoetingen worden opgeroepen?

In deze paragraaf zal een poging gedaan worden de gemaakte opmerkingen enigszins te rubriceren. Zonder compleet te willen zijn, volgen hieronder een aantal van die uitroeptekens, en een aantal van de genoemde vraagtekens.

De toon van de opmerkingen

Om de sfeer waarin de opmerkingen werden gemaakt te proeven, is het goed om de toon ervan in directe rede te vernemen. Daarom worden hier eerst een paar uitspraken in willekeurige volgorde opgesomd, die letterlijk uit de mond van de deelnemers zijn opgetekend.

Uitroeptekens

In het algemeen hebben de ontmoetingen tijdens deze reis vooral het besef van verbondenheid versterkt. Verbondenheid met het Joodse volk, verbondenheid met Joodse broeders en zusters die Jezus als hun Messias belijden, en verbondenheid met Arabische christenen. Tegelijk beseften we hoe diep de verschillende kloven tussen deze bevolkingsgroepen zijn. Door deze aspecten in één reis te beleven, werd iets gevoeld van de haast onmogelijke situatie waarin deze mensen zich bevinden. Dat heeft het besef van verbondenheid niet doen verminderen, integendeel.

Verbondenheid

In verband met het thema van de reis, hebben we een bijzondere verbondenheid gemerkt met de manier waarop gelovige Joden zoeken te leven met God. Het was uiteraard aan ieder van de deelnemers aan de reis bekend, dat de Thora daarin van bijzondere betekenis is. Maar door de ontmoetingen met mensen die voluit met Gods wet willen leven, is het besef van het belang van de Thora voor het Jodendom sterk verdiept, en heeft dat ook andere lagen geraakt.

Datzelfde geldt van het besef van verbondenheid in het gebed. Het is bekend, dat in het Jodendom tefillah een andere vulling krijgt dan ons woord gebed. In het gebedenboek staat: door ons gebed spreken wij met God, in de tefilla (de gebeden zoals deze in het gebedenboek zijn opgenomen) spreekt God tot ons.

Door het bidden van de tefilla wordt een Jood opgenomen in de gemeenschap van Gods volk van alle tijden. In Israël is er ruim gelegenheid hieraan mee te doen. Dat geeft een geheel andere dimensie aan deze verbondenheid, dan alleen op het niveau van de cognitie. Het is verrassend te ontdekken, dat je als christen zonder reserve deze gebeden mee kan bidden, zowel in de synagoge als bij de mensen thuis. Op deze manier kan God ook tot òns spreken, zo werd door sommigen opgemerkt.

De Thora als way of life

Inhoudelijk was het thema toegespitst op de Thora en de uitleg daarvan. De kennismaking met de manier waarop rabbijnen de Schrift lezen, heeft de groep bijzonder aangesproken. Daar werd onderling over doorgesproken. De methode van exegese is anders, en toch is er veel herkenning in de bereidheid met eerbied te willen luisteren naar Gods Woord. Er is ook herkenning in het zoeken naar de manier waarop wij Gods Woord kunnen toepassen op ons leven en hoe we de brug kunnen slaan tussen de situatie van de tekst en het leven van de gemeenschap vandaag. Met name de lezing van rabbijn Einat Ramon werd in de gesprekken hierover verschillende malen expliciet genoemd.

De ontmoetingen die we twee aan twee hadden met Joodse gezinnen tijdens de sabbatmaaltijd, hebben diepe indruk gemaakt. De toewijding, de vreugde, de liefde die geproefd werd in het willen leven met de Thora, bracht dicht bij elkaar. Weten dat de Thora een way of life is, en dat metterdaad een stukje mee-maken, zijn twee verschillende zaken. Juist dat mee-maken, mee-ondergaan en meebeleven brengt tot het besef hoe diep de Thora als way of life het gewone leven van elke dag voor een Jood bepaalt.

Daarin spreekt de manier waarop het leven als éénheid beleefd wordt en de concreetheid hiervan bijzonder aan. Ook de afhankelijkheid die daarin naar voren komt: de Thora leert ons dat het belangrijker is “how to live, than how to make a living”, aldus Isaac Pflanzer, die ons rondleidde op kibboets Lavi.

Uitdrukking geven aan het geloof

Nog een ander aspect dat geraakt heeft, was de manier waarop mensen uitdrukking gaven aan hun geloof. Door het horen van de gebeden, gezongen in de taal waarin ze oorspronkelijk geschreven zijn, werden snaren van binnen aangeraakt. Dat geldt ook voor de manier waarop de monnik in Domus Galilaeae het Sjema zong. Er is een lang onderling gesprek geweest over wat wij ervaren hebben in de verschillende erediensten van de Messiasbelijdende gemeenten, die door ons bezocht zijn. De kennismaking met deze andere vorm van geloofbeleving was verrijkend voor het eigen geloofsleven.

Hierbij kan ook genoemd worden, dat het voor ons van waarde was, dat we elkaar soms in het hart konden kijken op meditatieve momenten binnen de groep.

Vraagtekens

Er zijn vragen over gebleven. Uit sommige van deze vragen blijkt het verlangen om nog dichterbij te kunnen komen, om te kunnen overbruggen wat nog niet begrepen wordt van de ander. Er zijn ook vragen, waaruit het besef van afstand klinkt, die ondanks - en soms juist door het besef van onze verbondenheid - ook geproefd is.

Godsbeleving

De afstand tot het orthodoxe Jodendom is vooral gemerkt in de Godsbeleving. Wanneer van hart tot hart gesproken kan worden over de vraag hoe wij met het Woord van God kunnen leven, wekt het bevreemding dat het vervolgens nauwelijks mogelijk is met elkaar te spreken over de vraag, wie God zelf daarin is voor een gelovige Jood. Het feit dat de Thora het centrum van de geloofsbeleving is, onderstreept onze verbondenheid en tegelijk onze afstand. Die afstand kan soms voor een deel overbrugd worden, als er vertrouwen is en er wederzijds respect geproefd wordt. Wanneer dat er niet is, is het vanzelfsprekend dat het niet tot een echt gesprek kan komen. Helaas voelt men zich in het Jodendom nog steeds snel bedreigd door christelijke vragen. Dat heeft alles te maken met onze verschrikkelijke gemeenschappelijke geschiedenis. Prof. Yuval heeft er met nadruk op gewezen, dat er in de Joodse traditie een grote verlegenheid en ook wel wantrouwen is ten opzichte van de ontmoeting met christenen. Soms wordt dat wantrouwen nog steeds gevoed als christenen over of met Joden spreken, zonder werkelijk te willen luisteren naar de manier waarop men in het Jodendom zijn eigen identiteit als volk van God beleeft. Dat maakt dat wanneer wij proberen te getuigen van ons geloof in Jezus Christus, wij op een historisch gegroeid verzet kunnen stuiten.

Tegelijk is er ook meer, naar ons gevoelen. In het Jodendom leeft de vraag naar een persoonlijke verhouding met God veel minder sterk, juist vanwege de gerichtheid op de praktijk van het leven uit de Thora. In een aantal gesprekken in de gezinnen waar wij te gast waren, kwam dit expliciet naar voren. Wat wij als christenen in zo’n situatie missen, is het besef van de genade die er is door Jezus Christus, en het werk van de Heilige Geest, waardoor het leven met God veel minder geconcentreerd wordt op wat ik zelf wil of kan doen. In sommige gesprekken was er wel openheid om daarover van gedachten te wisselen, maar dat leidde tegelijk tot een stuk verlegenheid. De gerichtheid op het leven met God is voor een Jood die naar de Thora luistert zo anders dan voor een christen, dat er nauwelijks antennes zijn om elkaar in het beeld van wie God daarin is, goed te verstaan.

Enerzijds is de nabijheid bij God en bij elkaar dus sterk geproefd in deze gesprekken, anderzijds bleek zich een wereld van verschil te openbaren. Terecht heeft prof. Yuval er op gewezen dat het allereerst noodzakelijk is om te komen tot een gemeenschappelijke taal, om elkaar hierin beter te verstaan.

Andere vragen

Er is nog een aantal vraagtekens over gebleven, die verschillende aspecten van de ontmoetingen raken. Uiteraard roept de situatie in het land veel vraagtekens op. Hoe kunnen wij vanuit de kerken verbondenheid betonen met hen, met wie wij ons verbonden weten: Joden en christenen, Israëli’s en Palestijnen? Enerzijds lijkt het eenvoudig tijdens een reis als deze. In verschillende ‘kampen’ worden we zeer gastvrij ontvangen. Tegelijk wordt soms opeens de spanning scherp voelbaar, en lijkt het onmogelijk met de verschillende bevolkingsgroepen tegelijk verbonden te blijven.

Een vraag die voor velen overbleef na de kennismaking met de rabbijnse methoden van exegese ligt bij ons eigen Bijbellezen. Is dat niet te sterk door onze eigen kaders bepaald, hoe is er meer te leren van de Joodse wijze van lezen en leren? Hoe kan dat vruchtbaar gemaakt worden voor onze eigen praktijk van prediking en catechese? Hoe is de Joodse manier van schriftlezen terug te vinden in het Nieuwe Testament? Toegespitst op de bergrede: was het inderdaad Jezus’ bedoeling om in lijn met de rabbijnse uitleg te laten zien hoe wij de Thora in de praktijk kunnen brengen? Brengt de bergrede ons er toe te beseffen hoe we Gods geboden kunnen doen, of juist tot het besef dat wij deze niet kunnen doen?

Nog een vraag naar onszelf: hoe kunnen we wat wij gehoord hebben verwerken voor onze eigen benadering van het Oude Testament? “Ik denk dat ik niet op dezelfde manier kan blijven preken over het Oude Testament; Israël moet daar een duidelijker plaats in krijgen,” zo gaf iemand zijn verlegenheid weer. En in verband daarmee: waarom kennen wij slechts één Israëlzondag in onze kerken?

Er zijn ook vragen te stellen voor verdere ontmoeting met het Jodendom. We komen een oprecht verlangen tegen om met de Thora te leven; tegelijk speelt bij de uitleg steeds de stem van de latere traditie een enorm grote rol. Is het mogelijk om elkaar te ontmoeten met de Schrift zelf als uitgangspunt? Of is het te naïef om te denken, dat zowel zij als wij zo onbevangen met elkaar kunnen spreken, dat wij los kunnen komen van de bril van onze eigen traditie?

Toegespitst op onze ontmoetingen met Joden kwam de vraag naar boven, wat wij als christenen kunnen betekenen in deze ontmoeting voor Joden zelf? Kan onze benadering van de Schrift en onze geloofsbeleving iets toevoegen, waar Joden naar eigen besef iets aan kunnen hebben? Hoe kunnen we dat onder woorden brengen, en hoe zou dat op tafel kunnen komen?

Er bleef ook een vraag naar de specifieke verbondenheid met Messiasbelijdende Joden. We kunnen hen beschouwen als de eerstelingen uit het Joodse volk, die Jezus als hun Messias belijden, een onderpand van de oogst die volgens Romeinen 11 nog groter zal worden. Kunnen wij als kerken iets voor hen betekenen? Hoe kunnen we verbondenheid laten blijken zonder de pijn en de afstand die we willen overbruggen naar de rest van het Joodse volk te verscherpen en te vergroten?

Verbondenheid met de Israëlconsulent

Er gebeurt veel in Israël. De conclusie van de reisgenoten is wel, dat het een voorrecht was daar even dichtbij te kunnen zijn tijdens de reis.

Verschillende malen werd opgemerkt, dat het goed is dat er vanuit het Centrum voor Israëlstudies iemand aanwezig is in Jeruzalem, om naar de ontwikkelingen in dit land te luisteren, waar mogelijk dienstbaar te zijn, en waar er openingen komen te getuigen. De reis heeft meer inzicht gegeven in de complexiteit van deze bijzondere taak. Het heeft ook de verbondenheid met drs. Kees Jan Rodenburg, die vanuit de kerken met deze taak belast is, versterkt.

Onze gebeden zijn bij het volk, de mensen in het land, Joden en niet-Joden, en bij allen die daar een bijzondere taak in hebben om Gods shalom gestalte te geven. Luisterend naar Gods Thora. En getuigend van Gods liefde, die Hij betoond heeft door zijn Zoon te zenden.