studiereis > verslag > juni 2010

Zie ook de foto’s

Zondag, 20 juni 2010

geschreven door Rob van der Toorn


Nadat we gisteren de rustdag vierden in de Joodse synagoge en/of in de dienst in de Messias­belijdende gemeente, kreeg de eerste dag van de week een voor ons andere invulling dan gebruikelijk.


Na het ontbijt om 7.00 vertrokken we rond 7.30 in de richting van het Schechterinstituut. Dat instituut werd opgericht in 1984 en is een belangrijk academisch en geestelijk centrum van Conservative Judaism. De contacten met dit instituut zijn gelegd en onderhouden door drs. C.J. Rodenburg, die enige tijd zelf aan dit instituut studeerde.

De ontmoeting die we vandaag en de komende twee dagen zullen hebben met docenten en studenten van het Schechterinstituut is een primeur. Niet eerder was er hier, op dit niveau, een ontmoeting tussen Joden en christenen waarbij de Schriften zo nadrukkelijk opengaan. We zijn benieuwd!


En er is dus een gespannen verwachting. Deze spanning heeft echter ook te maken met het besef dat er in een ontmoeting/dialoog als deze zorgvuldig gesproken moet worden. Wij verwachten dat bij onze Joodse gesprekspartners de gedachte is dat wij christenen in een ontmoeting als deze een dubbele agenda hanteren en dat we er uiteindelijk op uit zijn onze Joodse gesprekspartners tot geloof in Jezus als Messias te bekeren. Zou het onterecht zijn als er zo over ons gedacht wordt? En zijn we ons voldoende bewust dat dit onze dialoog in zekere zin gevoelig en kwetsbaar maakt?


in het Schechter-instituutOm 8.00 begint de studiedag. We mogen deel­nemen aan het dagelijkse ochtendgebed. Dat betekent dat er, voor ons besef razendsnel, hardop gelezen wordt uit het gebedenboek, de Sidoer. Dit snelle lezen van gebeden en gedeelten uit de Tora geeft gedurende deze reis nog wel wat reden tot gesprek met elkaar en met onze Joodse gesprekspartners. Spanning: Hoe kun je zo je aandacht houden bij wat je bidt? Maar tegelijk ook: de inhoud van de gebeden is van te groot belang om ze vanwege de tijd bijv. inhoudelijk in te korten.


We worden welkom geheten door rabbi Moshe Silberschein. En het Ivriet, dat voor slechts een enkeling uit onze groep direct verstaanbaar is, wordt tot onze verrassing in vlekkeloos Neder­lands vertaalt door Annabelle, een uit België afkomstige studente.

Tijdens de introductie blijkt dat er aan het Schechter Instituut studenten studeren uit allerlei landen (India, Chili, Argentinië, Frankrijk, om wat te noemen).


Namens onze groep stelt Kees Jan Rodenburg ons voor. Hij benadrukt het belang van ons bezoek: wij, westerse christenen, kunnen onszelf niet zien en verstaan los van het Joodse volk. We hebben daarom het gesprek met het Joodse volk nodig! Tegelijk vereist een derge­lijke dialoog respect over-en-weer.

Kees Jan heeft een beeldje van een ezel bij zich en verwijst daarbij naar de Parasha uit de geschiedenis van Bileam en de ezel (‘The seeer doesn’t see, the donkey does’): de ezel zág God en daar gaat het ons ook om. Bovendien is de ezel in zowel de Tenach (Sacharja 9) als in het Nieuwe Testament (Marcus 11; Johannes 12) een beeld van nederigheid.


Professor David Golinkin, een van de leidinggevenden van het Schechterinstituut, houdt het eerste hoofdcollege van deze dag. Hij heeft ervaring met de dialoog, want hij voerde die al eerder met verschillende groepen. Hij spreekt met ons over de verwoesting van de tempel (70 na Christus) en haar gevolgen voor de geloofsbeleving in het Jodendom.

Hoe gaat men in het Jodendom nu om met de verwoesting van de tempel? Golinkin ver­telt over het grote belang van herinnering in het Jodendom. Het is een belangrijk onderdeel van de religie, zoals met nadruk blijkt uit de herhaalde opdracht in Tenach om de bevrijding uit Egypte te gedenken.

De vraag is echter wat er met de herinnering aan de verwoesting van de tempel gebeurt. Er zijn vijf reacties te noemen.

  1. Depressie, rouw (Er is geen hoop meer: ‘Wee, wee, wat kunnen we nog doen? Slechts hopen op God’);
  2. Herdenkingsrituelen (Symbolisch treuren: wel treuren maar ook doorgaan met leven! Daarom hebben we rituelen nodig. Dat betekent bijv. een stukje van de muur niet stucen of pleisteren: dat herinnert aan de verwoesting. Of bij een volledige maaltijd één onder­deel weglaten enz.);
  3. Zoeken naar alternatieven: wat nu te doen nu de tempel verwoest is? (Bijv. het bestude­ren van Tora; het doen van de gebeden);
  4. Zoeken naar vervanging voor de offerdienst (Na de verwoesting van de tempel werd in Jabne een Beth-din (rechthuis) gevestigd na de verwoesting van de tempel. Dáár moest voortaan de sjofar worden geblazen op bijv. Rosj Hasjana, nu er geen tempel meer was);
  5. Er is geen noodzaak om de offerdienst e.d. te vervangen: de studie van de Tora maakt die overbodig.

Volgens Golinkin wachten de meeste rabbi’s op de herbouw van de tempel, maar is de minder­heidsmening dat er geen tempelherbouw meer nodig is, omdat de tempel nu zijn vervanging (of vervulling?) heeft gevonden in de studie van de Tora.

Boeiende informatie die ik aan het eind van deze week, tijdens de reis van Schiphol naar huis, deels teruglas in het boekje van Kees Jan Rodenburg, Geen verzoening zonder bekering. Gesprekken over de joodse traditie.


deelnemers

Verslag van de lezingen van Prof. Den Hertog

geschreven door Arie van der Toorn

The Notion of Fulfilment in New Testament Texts about a continued Temple Service

Na een introductie door Michael Mulder houdt prof. Den Hertog zijn lezing (uiteraard in het Engels).

Hij begint op te merken dat het een speciale ervaring is om deze lezing te kunnen houden. Over het algemeen is de relatie tussen Joden en christenen te typeren als asymme­trisch. Terwijl het voor christenen van groot belang is een relatie met het Jodendom te onderhouden, omdat christenen zich met een deel van het Jodendom identificeren, hebben Joden over het algemeen veel minder belangstelling voor het christendom.

Het is daarom een bijzonder moment om in dit seminar over teksten te spreken die ons als christenen bijzonder na aan het hart liggen. Ten dele zijn dat teksten die ook in het Jodendom zeer vertrouwd zijn, ten dele zijn het geheel andere teksten.


Allereerst Psalm 84. Deze tekst is vertrouwd voor Joden en voor christenen. Terwijl wij als christenen weten dat dit niet een psalm ‘van ons' is, komen de woorden ervan voor veel christenen zeer vertrouwd over, omdat we deze psalm van jongs af aan leren zingen en er een bepaalde geloofsbeleving bij kennen. Om de Joodse deelnemers aan het gesprek daar iets van te laten merken, verzoekt prof. Den Hertog de groep de hele psalm op de ons bekende wijs te zingen. We merkten dat het voor de Joodse studenten geheel nieuw was om te zien en te horen, dat christenen op deze manier met de psalmen leven.

discussieAan de hand van een aantal gespreksvragen is over de Psalm doorgesproken. Daarin bleek dat de verwijzing naar de tempel zowel voor de Joodse als voor de christe­lijke gespreks­partners betekent, dat men een sprong moet maken van de psalm naar het eigen leven vandaag.


De tweede tekst die Den Hertog introduceerde was Handelingen 2:41-3:10. Het was voor de Joodse deel­nemers verbazingwekkend om te zien, dat de apostelen kennelijk gewoon naar de tempel bleven gaan op het uur van het gebed. Nergens geeft Lucas een negatieve beoorde­ling van deze tempeldienst.


Het meest uitvoerig stond Den Hertog stil bij Hebreeën 10:1-18.

discussieIn haar boek Faith and Fratricide stelt Rosemary Ruether dat de wortels van het anti­semitisme in het Nieuwe Testa­ment te vinden zijn en wijst daarbij met name op de brief aan de Hebreeën. Den Hertog laat zien, dat dit geen recht doet aan de bedoeling van Hebreeën. Hij legt uit hoe het gedeelte uit Hebreeën 10 vanuit de schriften van Israël wil aantonen, dat Jezus de hoge­priester is, die het verbond dat God met Abraham gesloten heeft, bevestigt. Daarmee wordt dat verbond niet terzijde geschoven, alsof de christelijke gemeen­schap die Jezus Christus volgt, Israël nu vervangen heeft. Maar wel is het zo dat door Jezus het eeuwige verbod dat met Abraham begonnen is, tot zijn echte bedoeling komt.

In het gesprek ging het onder meer over de betekenis van Jeremia 31:33,34 dat in Hebreeën 10:17,18 geciteerd wordt. Daarmee werden gelijk al op de eerste seminardag de verschillen in uitgangspunt en interpretatie scherp zichtbaar. Dat gebeurde echter op basis van het nodige vertrouwen en respect en in het besef gezamenlijk naar de schriften te willen luisteren. Het was een bijzondere ervaring dat dat zo kon.


> maandag 21 juni