“Christelijke presentie in Israël”

publiek, met op de voorgrond Kees Jan RodenburgImpressies van het symposium d.d. 5 april 2008 te Ede

Opening

De directeur van het CIS, drs. M.C. Mulder opent de bijeenkomst met het lezen van Zacharia 8:20-23. Hierin staat de profetie, dat de volken naar Jeruzalem volken zullen komen om de Here te zoeken. Deze belofte is verbonden met de vooraf­gaande vermaning en de oproep om naar de geboden van God te leven. Toch hangt de vervulling van de belofte niet van mensen af. God gaat zijn eigen weg met zijn volk en de volken. Het is een uitdaging voor de kerk om samen met Israël de weg te gaan die God wijst.


Nadat hij is voorgegaan in gebed, kondigt hij de eerste spreker aan: ds C.J. van den Boogert. Namens de CGK werkte hij in Israël van 1995-2000.

Bijdrage ds C.J. van den Boogert

De betekenis van de presentie in Israël voor de kerken in Nederland

De kerken zijn in de 20e eeuw veranderd in hun kijk op Israël. Belangrijk keerpunt in het denken was enerzijds de massamoord op zes miljoen Joden in de Tweede Wereldoorlog en anderzijds de stichting van de staat Israël in 1948.

Negentien eeuwen lang was het kerkelijk standpunt over Israël overwegend negatief. Aanvankelijk waren er wel contacten tussen de synagoge en de christelijke gemeente. Maar al snelde groeide er afstand.


In de christelijke kerk overheerste de vervangingsgedachte: 1. Het OT is in Christus vervuld; 2. De verdrijving van de Joden uit hun land was Gods straf voor de moord op Jezus; 3. De kerk heeft de plaats van Israël ingenomen; 4. Alleen voor individuele Joden kon er nog toekomst zijn - als ze zich tot het christendom bekeerden en hun Joodse wortels afzwoeren.

Ook de reformatie heeft deze standpunten lange tijd overgenomen. De christelijke aanwezigheid in het land Israël was, door de eeuwen heen, hoofdzakelijk gericht op bescherming van de heilige plaatsen.


De verandering in het denken over Israël begon in het midden van de 20e eeuw, maar ook daarvoor waren er al theologen die, op grond van schriftgegevens, vraagtekens zetten achter de vervangingsleer. Langzaam begon in de kerken het besef door te dringen dat God het verbond met zijn oude volk toch niet had opgezegd. Er kwam meer oog voor de bijbelgedeelten waarin hierover wordt gesproken (o.a. Rom. 9-11 en Ef. 2,3).


De erkenning van de blijvende betekenis van Israël in de heilsgeschiedenis stelt de kerk voor problemen. Men moet erkennen dat men Israël ten onrechte een plaats hierin heeft ontzegd. Daarbij: als men dan samen deelt in Gods heil, hoe kan dat, als Israël Jezus niet erkent als Messias. Is er dan sprake van een zogenaamde twee-wegenleer omdat God met hen een andere weg gaat? Moeten de kerken in de ontmoeting met Israël misschien zending bedrijven? Of moeten zij in die ontmoeting juist iets leren van de Joden? En als ze dan kiezen voor een dialoog, met welke Joden doen ze dat dan? Met de orthodoxe, de liberale, de Messiasbelijdende Joden of met allemaal? Kortom kiezen voor presentie in Israël is niet gemakkelijk.

Een andere vraag is of kiezen voor Israël afwijzing van de Palestijnen betekent of omgekeerd.


De echte ontmoeting zal moeten voortkomen uit het samen lezen van de Schriften en het gebed voor Israël op grond van Gods beloften voor hen. Uit het OT komt duidelijk naar voren dat na een ballingschap er altijd weer sprake is van terugkeer. God blijft trouw aan zijn verbond en liet de profeten het volk steeds weer terugroepen van hun dwaal­wegen. Ook Jezus verwierp zijn eigen volk niet. In de hoofdstukken 9 t/m 11 van de brief aan de Romeinen blijft er een spanningsveld tussen het heil als vrucht van het geloof en heil dankzij Gods verbondstrouw. Paulus gebruikt daar­bij de term ‘geheimenis’.

Een bijkomende vraag voor de kerken is, hoe zij het gewijzigde inzicht m.b.t. Israël kunnen overbrengen in de christelijke gemeenten.

Bijdrage van Els van Diggele

Zin en betekenis van de presentie van christenen en kerken in Israël

Na enkele korte vragen en opmerkingen uit de zaal leidt de voorzitter de tweede spreekster in: Els van Diggele. Zij is historicus en journaliste en woonde gedurende een langere periode afwisselend in Nederland en Israël, waaronder een aantal jaren in Jeruzalem. Ze schreef hierover twee boeken: “Een volk dat alleen woont” een vrij recent “Heilige ruzies”.


Els van Diggele

De oude stad van Jeruzalem is verdeeld in vier wijken, een Joodse, een Islamitische, een Armeense en een christe­lijke wijk. Er bevinden zich veel kloosters en andere plaatsen van religieuze betekenis. De heilige plaatsen in Jeru­zalem zijn van groot belang voor de verschillende christe­lijke kerken.

Direct na de oorlog van 1967, waarbij de oude stad door Israël werd veroverd op Jordanië, nodigde de Israëlische premier de leiders van diverse religieuze gemeenschappen uit voor overleg. In dat overleg ging het vooral over het beheer van de heilige plaatsen. Op dat punt is de christelijke presentie voor Israël van eminent belang. Daarbij dienen we ons te realiseren dat de belangen van het Vaticaan en van de Grieks-orthodoxe patriarch geheel verschil­lend zijn. Bij wet is de zeggenschap van Israël over diverse heilige plaatsen vastgelegd. Het praktische beheer wordt echter aan de christelijke gemeenschappen overgelaten. Zo wordt de Heilige Grafkerk beheerd door zes verschillende christelijke groeperingen. Dit leidt soms tot beschamende conflicten over futiliteiten, die voortkomen uit onderlinge rivaliteit. Bij gebrek aan overeenstemming en doortastendheid grijpt Israël soms in, vooral wanneer de veiligheid in het geding is.


Naast deze christelijke presentie rond de heilige plaatsen zijn er de Arabische christenen in het land. Ook zij verschillen onderling, b.v. afhankelijk van de plaats waar zij wonen. Voor Palestijnse christenen is de staat Israël uiteraard problematisch. Velen hangen een vorm van bevrijdingstheologie aan.


Daartegenover zijn er christen-zionisten, die zich solidair verklaren met de staat Israël. Deze laatste groeperingen zijn voor Israël zelf het meest interessant. Bezoeken van westerse christenen brengen bovendien inkomsten binnen voor de staat.


Het belang van de dialooggroepen is uitermate gering. De bijdrage van Els van Diggele zet het werk van het Centrum voor Israëlstudies in een veel breder kader. Dat neemt niet weg, dat ook kleine overleggroepen tekenen van hoop en toenadering kunnen zijn.


Na de middagpauze volgt de bijdrage van ds. Kees Jan Rodenburg, die als vertegenwoordiger van het CIS in Jeruzalem woont en werkt.

Bijdrage van ds Kees Jan Rodenburg

Betekenis van de presentie van het CIS in Israël

In afgelopen zestig jaar is Israël veranderd van klein arm land in een welvaartsstaat met militaire macht. Dat be­tekent een uitdaging voor de kerken om zich aan deze verandering aan te passen en bovendien zijn de kerken zelf veranderd. Aanvankelijk werd hun houding mede bepaald door de gebeurtenissen tijdens de holocaust en werd Israël gesteund vanuit een soort schuldbesef (Nes Ammim).

Bij de jongere generaties leeft dit besef veel minder, zodat de betrokkenheid van de kerken op Israël veelal is af­genomen. De RK-kerk daarentegen is juist meer bij Israël betrokken geraakt.


De Palestijnse christenen hebben een probleem met Israël en dus ook met Westerse christenen die Israël steunen. In het Westers christendom is men zich er steeds meer bewust van geworden, dat Jezus een Jood was. Contact met de Joodse gemeenschap leidt tot doordenking van de eigen standpunten. Vooral in de reformatorische traditie zijn de veranderingen groot in de houding t.o.v. Israël. Waar eerder de zending onder de Joden een grotere aanhang vond, wordt nu meer gedacht vanuit de voortgang van het verbond van God met Israël.

Dat neemt niet weg, dat er nog steeds sprake is van een zekere ambivalentie. Is deze dubbelheid wellicht terug te voeren op de uitspraken van Paulus zelf, bij wie we enerzijds liefde en verbondenheid, anderzijds en scherpe oproep en afwijzing kunnen tegenkomen? Rodenburg zal deze gedachten verder uitwerken en binnenkort in de vorm van een artikel onder de aandacht brengen.


In zijn bijdrage speelde de plaats van de angst een grote rol. Het standpunt van de één is bedreigend voor de ander. Belangrijk is de vraag hoe men met deze angst weet om te gaan. Wordt het gesprek erdoor lamgelegd, of is het juist de motivatie om het contact te blijven zoeken?

na afloop: de sprekers nog in gesprekForum

Uit de forumdiscussie bleek een intensieve betrokkenheid bij het thema.

Er werden vragen gesteld over de plaats van de Messias­belijdende Joden en de contacten met hen. Verschillende ideeën werden aangedragen om in Nederland als christenen onze verbondenheid met Israël te blijven beseffen.

Een belangrijke vraag die Els van Diggele aan de aanwezigen stelde: waarom bent u hier? Waarom houdt u van Israël? En van wie houdt u dan?


De directeur van het CIS gaf aan, dat z.i. de reden voor onze verbondenheid ligt in onze liefde voor de God van Israël. Daar ligt de reden, dat we op Israël betrokken blijven. Daarmee verklaren we ons niet solidair met alles wat de staat Israël doet, integendeel. Maar we weten ons wel verbonden met het Joodse volk dat in die staat een veilige plaats heeft gekregen. Die verbondenheid is ons van Godswege gegeven, omdat God zijn verbond met Israël niet heeft opgezegd.