drs. C.J. Rodenburg

drs. C.J. Rodenburg

Bidden voor de vrede van Jeruzalem

Een vergelijking van vier eigentijdse christelijke gebeden uit Israël en de Palestijnse gebieden1

Inleiding

Jeruzalem is dagelijks in het nieuws. De stad staat symbool voor de botsing tussen volken, culturen en godsdiensten. Een veelheid aan afzonderlijke werelden leeft niet zozeer met elkaar als wel naast elkaar - in een wankel evenwicht. Voor zowel Joden, christenen als moslims heeft de stad desondanks een grote betekenis en niet zelden een hoge bestemming. Jeruzalem is stad van vrede, die zich bevindt in het spanningsveld tussen werkelijkheid en ideaal.2

In Psalm 122 klinkt de oproep om te bidden voor de vrede van dit Jeruzalem. Wie daaraan gehoor geeft brengt onder woorden wat hij wenselijk en noodzakelijk acht in de gegeven, uiterst complexe situatie. In dat gebed worden werkelijkheid en ideaal met elkaar verbonden. Voor christenen geldt bovendien dat in het gebed voor de vrede van de stad de christelijke betrokkenheid op Israël aan het licht komt als ook de visie op de bestemming van Israël en de volken.

In dit artikel wordt een vergelijking gegeven van enkele gebeden voor het Jeruzalem anno 2007. De gebeden die zullen worden gepresenteerd hebben met elkaar gemeen dat ze door christenen uit Israël en de Palestijnse gebieden zijn verwoord en dat ze behoren tot de categorie nieuwgeschreven gebeden. Gebeden uit de liturgische traditie blijven geheel buiten beschouwing en datzelfde geldt voor gebeden uit de Joodse en islamitische traditie.3 De behandelde gebeden bieden dus geen breed overzicht van het religieuze gebed voor Jeruzalem en zijn ook niet representatief voor het christelijke gebed voor de stad. Door hun aard geven deze eigentijdse gebeden daarentegen wel een goede indruk van de wijze waarop christenen in deze regio emotioneel en visionair reageren op de situatie waarin zij zich bevinden.

De directe aanleiding tot het schrijven van dit artikel is mijn persoonlijke waarneming, dat in Israël en de Palestijnse gebieden het christelijke gebed om vrede eerder uitzondering dan regel is. Naast liturgische gebeden en formules waarin de vrede wordt genoemd, was het aantal keren dat ik in de afgelopen jaren in kerkdiensten expliciet hoorde bidden om vrede op de vingers van een hand te tellen. Mijn verbazing daarover is niet verdwenen, maar wel gere­la­tiveerd door de ontdekking dat onder christenen het gebed voor de situatie van het moment niet ontbreekt. In dat spontane gebed heeft ‘vrede’ echter vaak plaatsgemaakt voor andere woorden en begrippen. Daarnaast valt op dat het verschillende christelijke groepen en stromingen, die in een uiterst complexe situatie leven, geen moeite lijkt te kosten om te weten wat zij zullen bidden. In hun gebeden verwoorden zij hun overtuigingen en visies op krachtige wijze. Daar moet echter direct aan worden toegevoegd dat deze overtuigingen sterk verschillen en soms diametraal tegenovergesteld zijn. Vooral rond politieke vragen komt dat sterk naar voren. Zo werd in 2005, voorafgaande aan de terugtrekking van Israëli’s uit de Gazastrook, in de ene kerk gebeden om een voorspoedig verloop van de ontruiming, maar werd elders gesmeekt om goddelijk ingrijpen zodat de operatie zou komen te vervallen. Op vergelijkbare wijze werd onlangs door christenen de zesdaagse oorlog van 1967 herdacht als veertig jaar bezetting of gevierd als de veertigste verjaardag van de bevrijding en hereniging van Jeruzalem.4

De gebeden en gebedsvormen van verschillende groepen christenen laten zien op welke wijze zij, levend in dezelfde complexe realiteit, de spanning tussen werkelijkheid en ideaal uiteenlopend interpreteren en ermee omgaan. In dit artikel komen uiterst summier en exemplarisch enkele eigentijdse gebeden aan de orde van Palestijnse chris­tenen, van messiasbelijdende Joden, van christen-zionisten en van oecumenische protestanten.5 Daarna worden een­heid en verscheidenheid van de vier gebedsstromingen behandeld en zal worden aangegeven dat daarin niet alleen de visies op de betekenis van Jeruzalem en op ‘vrede’ een beslissende rol spelen, maar ook het beroep op de profeten en de wijze waarop over de aard van het gebed wordt gedacht.6 Terwijl de gebeden aan de ene kant illustreren hoe het christelijk geloof ingaat in de werkelijkheid, contextueel wordt, maken zij anderzijds duidelijk dat de kerk die zich in deze context bevindt niet met één stem voor vrede weet te bidden en juist in het gebed blijk geeft van fundamentele verdeeldheid. In de laatste paragraaf zal ik hierover enkele evaluerende opmerkingen maken.

Palestijnse christenen

De meeste christenen in Israël en de Palestijnse gebieden zijn van Palestijnse afkomst.7 In zekere zin is hun stem die van de kerk in het algemeen. Ze behoren tot verschillende kerk­families met een lange geschiedenis en vaak gecompliceerde onderlinge relaties.8 Naast onderlinge spanningen en regelmatige conflicten is er recentelijk sprake van enige toe­nadering en samenwerking. De problematische situatie waarin Palestijnen zich bevinden heeft duidelijk zijn weer­slag op positie en functioneren van de kerken. Enerzijds hebben zij te maken met massale emigratie van leden, anderzijds verheffen de kerken gezamenlijk hun stem voor de eenheid en eensgezindheid van het Palestijnse volk en tegen de bezetting van Palestijnse gebieden door de staat Israël. Hun verzet is echter principieel geweldloos van aard.9

In het spontane gebed van Palestijnse christenen staat vaak gerechtigheid centraal. Inspiratie vinden zij bij de profetische oproep om recht te verschaffen. De vrede verdwijnt daarbij niet geheel uit het zicht, maar komt in het kader te staan van een politieke oplossing voor het slepende conflict tussen Israël en de Palestijnen. Een treffend voorbeeld hiervan is het gebed dat de Palestijns-christelijke bevrijdingsorganisatie Sabeel opstelde:10

Genadige en liefdevolle God,
Wij danken U voor zovele zegeningen, waarmee U ons genadig hebt gezegend.
Dank U voor uw aanwezigheid en leiding als wij de weg van de vrede gaan.
Zegen het werk van Sabeel en zijn vrienden, plaatselijk en internationaal.
Geef leiding aan haar oecumenische en interreligieuze bedieningen
en haar inzet voor gerechtigheid.
Geef ons de moed om bezetting tegen te gaan.
Versterk onze toewijding om te werken aan rechtvaardigheid,
vrede en verzoening tussen alle volken
en in het bijzonder tussen Palestijnen en Israëli’s.
Help ons om Uw beeltenis te zien in ieder ander.
Geef ons de kracht om te staan voor waarheid
en respect voor de waardigheid van ieder mens.
U alleen zij de glorie en eer, nu en altijd. Amen.

In dit gebed vormt de volkerenwereld het grotere kader, maar is de situatie van twee volken, Palestijnen en Israëli’s, en het werk van de organisatie allesbepalend. Opvallend is vooral dat vrede en protest direct met elkaar samen­hangen, alsook rechtvaardigheid, vrede en ver­zoe­ning. In dit gebed ligt verder grote nadruk op de mens als schepsel naar Gods beeld. Tegelijker­tijd is duidelijk dat dit als overtuiging door de realiteit sterk wordt aangevochten. Het is immers nodig te bidden dat de ander zo gezien kan blijven worden. Tegen de achter­grond van het conflict krijgt die zinsnede een grote lading: help ons om in de Israëli’s Uw beeltenis te zien.

De context van het gebed is die van conflict, onderdrukking en confrontatie. Het gebed weerspiegelt betrokken­heid bij het lijden van het Palestijnse volk. Op allerlei manieren probeert Sabeel dit volk te steunen en tegelijkertijd te protesteren tegen de situatie. Zoals gezegd wordt gewelddadig verzet afgewezen. Voorlichting aan buitenlandse christenen neemt een belangrijke plaats in in dat werk, als ook het ontmaskeren van de christen-zionistische ideo­logie, die gezien wordt als kritiekloze verdediging van de Israëlische positie in het conflict.

Een tweede voorbeeld scherpt het beeld nog wat aan. Ter gelegenheid van de zesdaagse oorlog in 1967 werd onlangs met betrokkenheid van een aantal traditionele kerken in Israël een liturgie opgesteld, waarin veertig jaar bezetting werd herdacht. De terugkerende uitroep ‘Wie zal de bezetting beëindigen’ brengt de emotie van Palestijnse christenen sterk onder woorden. Vooral het lied waarmee de orde van dienst afsluit trekt de aandacht, omdat het refereert aan Psalm 122, maar ook aan de hoge roeping van Jeruzalem.

Tien maten schoonheid gaf God aan de wereld,
Negen aan Jeruzalem, een aan de rest - 11
Tien maten verdriet gaf God aan de wereld,
Negen aan Jeruzalem, een aan de rest -
Bid daarom voor de vrede van Jeruzalem (refrein)
Je kunt je vrienden groeten met het woord ‘sjaloom’ of met het woord ‘salaam’,
maar vrede zelf kan nooit komen tot er gerechtigheid is voor allen.
Er kan geen vrede voor de Joden komen als er niet ook vrede is voor de Palestijnen.
Moge Gods gerechtigheid inslaan als vuur en de Palestijn een woonplaats geven.
Moge Gods genade zich uitstorten als regen en het Joodse volk beschermen.
Mogen de schitterende ogen van een heilige God, die over al zijn kinderen weent,
genezende hoop brengen aan de zijnen die gewond zijn,
voor de Jood en voor de Palestijn.

In dit lied wordt het ontbreken van de vrede van Jeruzalem nadrukkelijk beweend maar ook ten dele verklaard. Vrede kan er pas zijn als aan de voorwaarde van gerechtigheid is vol­daan. Er kan geen vrede zijn voor de een als er geen vrede is voor de ander. Opvallend is de plaats die aan Joden wordt gegeven in dit gebed. Ze behoren tot de kinderen van God. Ook wordt nadrukkelijk gezinspeeld op de bescherming waar Joden naar verlangen. Net als de gerechtigheid waarnaar Palestijnen hunkeren, moet de bescherming uit de hemel komen. De wanhoop die beiden beknelt kan alleen door God zelf worden genezen.

Hoewel dit lied refereert aan de bijzondere status van Jeruzalem, wordt niet benoemd waarin deze bestaat. De stad is in geen geval symbool van de roeping of bestemming van Israël temidden van de volken. Palestijnse christenen spreken bij voorkeur van het heilige land en de heilige stad om de bijzondere betekenis ervan voor Joden, christenen en moslims aan te geven en zo iedere suggestie van exclusiviteit te vermijden. Zowel het gebed van Sabeel als het lied hiervoor illustreren dat door met nadruk te spreken van God, Schepper van allen.

Messiasbelijdende Joden

Het tweede model van gebed dat ik naar voren wil halen brengt ons in een geheel andere wereld, die van voornamelijk messiasbelijdende Joden en een grote groep aan buitenlandse organisaties om hen heen. Ondanks hun nadrukkelijk teruggrijpen op de eerste christelijke gemeente van Jeruzalem, is de aanwezigheid van messiasbelijdende Joden in Israël een recent fenomeen.12 Hun aantal wordt geschat op nog geen tienduizend.13 Karakteristiek voor deze groep is de moeilijke positie ten opzichte van zowel het Joodse volk als de kerk. Hun bestaan impliceert immers een kritisch element tegenover beide. Messiasbelijdende Joden verenigen met elkaar wat door synagoge en kerk als onmogelijk wordt geacht: Joodse afkomst en geloof in Jezus.14

De kleine beweging van messiasbelijdende Joden komt samen in een hondertal gemeenten. Opvallend is vooral dat in het gebed uitvoerig voor de noden en zorgen van individuele leden wordt gebeden, en gedankt wordt voor grotere en kleinere wonderen in het dagelijkse leven. Ziekten, tegenslag, geldproblemen en mensen met wie over het Evangelie is gesproken nemen vaak een centrale plaats in in het gebed. De vrede van Jeruzalem staat daarvan veraf en wordt niet of nauwelijks genoemd. Datzelfde geldt in het algemeen voor de situatie van land en volk. Wel wordt hier en daar gesmeekt om bescherming van het volk, gebeden voor jongeren uit de gemeenten die in het leger dienen, of voor leiderschap ten tijde van crises, maar een visie op vrede is er niet. Of dat moet het gebed om openheid van het Joodse volk voor Jezus de Messias zijn, Hij die de vrede is. De bijna a-politieke houding van veel messias­belijdende Joden is opmerkelijk. De innerlijke, geestelijke vrede die wordt benadrukt houdt blijkbaar geen verband met de fysieke, wereldse vrede.

Omdat vaste, geformuleerde gebeden geen deel uitmaken van de geloofspraktijk van deze groepen, nemen we onze toevlucht tot hun liederenschat. De concentratie op het Evangelie komt sterk naar voren in een lied naar de tekst uit Romeinen 1:16-17:

Want ik schaam mij het evangelie niet;
want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft,
eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.

Joden en Grieken hebben dezelfde kracht tot behoud nodig. De context waarin deze liedtekst gelezen moet worden is die van de strijd om de waarheid. Het is immers moeilijk stand te houden in het geloof dat zowel van Joodse als van christelijke zijde wordt afgekeurd en soms zelfs tot fysieke bedreiging leidt. In een ander lied wordt de strijd expliciet onder woorden gebracht met behulp van Psalm 68:2.4:

God staat op,
zijn vijanden worden verstrooid,
zijn haters vluchten voor zijn aangezicht.
Maar de rechtvaardigen verheugen zich,
zij juichen voor Gods aangezicht
en zijn blijde met vreugdebetoon.

Tijdens een dienst werd deze tekst eens toegepast op de fysieke confrontatie die een orthodox-Joodse groepering voortdurend zocht met messiasbelijdende Joden uit hun woon­plaats. In die context moet de strijd tussen recht­vaar­digen en vijanden gezien worden als de strijd tussen Joden onderling. Gezien vanuit het perspectief van de messias­belijdende Joden staat daarin de waarheid van het Evangelie op het spel.

Vrede heeft onder deze christenen een geheel eigen betekenis. Aan de ene kant is Jezus Sar sjaloom, vredevorst. Hij wordt als zodanig aangesproken en geprezen. Tegelijkertijd is de vrede die God in Hem schenkt geheel anders dan de vrede van de wereld.

Dat Jeruzalem een eigen roeping heeft staat vast voor messiasbelijdende Joden. De beloften voor de stad en voor Israël als volk zullen tot vervulling komen. Zij die als gelovige rest Jezus als Messias hebben aanvaard, bewijzen Gods trouw aan het volk als geheel. Dat neemt echter niet weg dat de redding die Hij aanbiedt ook aanvaard moet worden door de rest van het volk. De bekering van het Joodse volk is dan ook eerste prioriteit; een politieke oplossing voor de problemen van de staat Israël is daaraan ondergeschikt.15

Christen-zionisten

Terwijl de eerste twee groepen hun medestanders hebben onder christenen uit het buitenland, is dit model van gebed eigenlijk geheel toe te schrijven aan buitenlanders, die voor kortere of langere tijd in Israël verkeren.16 Zij kunnen christen-zionisten worden genoemd die, geïnspireerd door bijbelse beloften en profetieën, de uitverkiezing van Israël en Jeruzalem bevestigd zien worden in de recente terugkeer van het Joodse volk naar het land.17 De solidariteit met de Joodse staat wordt uitgedrukt in emotionele en financiële ondersteuning, met name ook aan hen die het proces van immigratie doormaken of overwegen. Een afspiegeling van christen-zionistische betrokkenheid bij de realiteit van het moment is te vinden in lijsten met concrete gebedspunten die in deze kringen circuleren. Opvallend daaraan is de concentratie op Israëls veiligheid, de immigratie van Joden naar Israël, de internationale politieke ontwikkelingen en de positie van Jeruzalem.18

Een opvallende, maar ongedefiniëerde vorm van gebed die in deze kringen voorkomt is de ‘proclamatie’. Beloften uit vooral het Oude Testament worden over stad of volk uitgesproken, verkondigd of geprofeteerd.19 Een voorbeeld­tekst is die van Jesaja 62:1.4.6

Om Sions wil zal ik niet zwijgen
en om Jeruzalems wil zal ik niet rusten,
totdat zijn heil opgaat als een lichtglans
en zijn verlossing als een brandende fakkel (...)
Men zal u niet meer noemen: Verlatene,
en men zal uw land niet meer noemen: Woestenij;
maar gij zult genoemd worden: Mijn Welgevallen,
en uw land: Gehuwde.
Want de Here heeft een welgevallen aan u,
en uw land wordt ten huwelijk genomen (...)
Op uw muren, o Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld,
die de ganse dag en de ganse nacht nimmer zullen zwijgen.
Gij, die de Here indachtig maakt, gunt u geen rust.

De gerichtheid van christen-zionisten op de toekomst en de centrale plaats die Jeruzalem vervult komt in deze teksten duidelijk naar voren. Het is echter wel tegen de realiteit in, dat aan de vele bijbelse beloften moet worden vast­gehouden. De proclamatie lijkt vooral een vorm van gebed die God wil herinneren aan zijn woord en de gelovige wil sterken in zijn vertrouwen.

Opmerkelijk is vooral de interpretatie van het woord ‘wachter’, dat zowel in Jesaja 62:6 als ook in andere proclamatie-teksten voorkomt. In het oud-Hebreeuws is dan sprake van de woorden sjomer of notzri.20 Zich baserend op het gegeven dat het moderne Hebreeuws met de term notzri een christen aanduidt, lezen christen-zionisten zich­zelf in in de tekst.21 Zij zijn het die als wachters op de muren moeten waken over de stad en haar toekomst. Zij gunnen zichzelf geen rust en door het uitspreken van Gods beloften werken zij mee aan de vervulling ervan. De concrete identificatie met de tekst gaat zover, dat christenen dagelijks de muren van Jeruzalems Oude Stad opgaan om er te bidden en Gods beloften te proclameren.

De context waarin deze teksten worden uitgesproken is net als in de eerste twee gebedsvoorbeelden die van strijd, maar nu die van de geestelijke strijd. Jeruzalem verkeert in gevaar en moet beschermd worden. In een toelichting op de praktijk van het proclameren wordt uitgelegd:

Op dit moment worden dagelijks onophoudelijk vervloekingen over Israël geprocla­meerd door de ontelbare minaretten in het Midden Oosten. Daarom mogen we niet langer zwijgen, maar moeten simpelweg gehoor­zamen aan Gods oproep. Een belang­rijke reden voor dat luid roepen: satan is niet alwetend en het is tijd dat hij de waar­heid luid en duidelijk hoort. Hij spuwt al zo lang zijn vervloekingen over dat gebied, dat hij zijn leugens zelf is gaan geloven.22

Opvallend is de sterk fysieke dimensie van deze tekst: het land, de stad en de minaret van de moskee nemen een belangrijke plaats in. Evenzeer aanwezig is de grote Tegenstander. Satan en moskee worden bijna vereenzelvigd.

Op andere plaatsen is ook de kritiek op kerk en christendom sterk aanwezig. De kerk heeft zichzelf hoogmoedig als het nieuwe Israël gezien, is mede verantwoordelijk voor inquisitie en Holocaust en heeft het Joodse volk niet tot jaloersheid gewekt. Voor een eigen plaats en roeping van het Joodse volk naast de kerk moet daarom ook binnen de christelijke gemeenschap worden gestreden. Eerste overtuiging is immers dat God trouw is aan zijn volk. Dit komt bij voorbeeld sterk naar voren als ten tijde van veertig jaar herenigd Jeruzalem wordt gezegd dat de internationale druk om de stad te delen wordt opgevoerd, maar een aantal Joodse heilige plaatsen dan niet meer bezocht zou kunnen worden door Joden. Jeruzalem is principieel een Joodse stad en moet dat ook blijven.23

Oecumenische protestanten

Een andere groep buitenlandse christenen die tijdelijk in Israël verblijft neemt een geheel andere positie in. Het zijn de oecumenische protestanten, die er hun kerken, instituten en geloofsgemeenschappen in leven houden.24 Zij hebben banden met de staat Israël en niet zelden contact met vertegenwoordigers van het religieuse Jodendom, maar hebben eveneens een gedeeltelijk Palestijns ledental. Kenmerkend is bij voorbeeld dat de Evangelische Lutherse kerk in Jeru­zalem uit zowel een Arabische als een Duitse gemeenschap bestaat onder leiding van respectievelijk een bisschop en een propst. De eerste groep vertoont theologisch gezien grote affiniteit met de visie van Sabeel, zoals eerder be­schreven. Het zijn echter de uit Europa afkomstige christenen die ik hier aanduid als oecumenische protestanten. In hun theologie is de terugkeer van Joden naar het land een teken van Gods trouw. Zij hechten daarentegen geen of nauwelijks betekenis aan de staat Israël.25

In de diensten van deze kerken gaan liturgische en spontane gebeden samen. Het gebed om vrede komt nadruk­kelijk aan de orde, zij het op een specifieke wijze. Voortdurend wordt namelijk uitdrukking gegeven aan de spanning tussen ideaal en werkelijkheid in de huidige situatie. Gebed om vrede heeft als kenmerk de verzuchting, die voort­komt uit onmacht en grenst aan moedeloosheid. De opdracht waarvoor christenen staan, is het zoeken naar de juiste houding en reactie op de moeilijke situatie van het moment. Het volgende gebed kan dienen als illustratie:26

Heer,
Ik dank U voor heilige plaatsen:
voor dit heiligdom van uw aanwezigheid, waar ik U heb gevonden,
voor deze stad Jeruzalem,
waarheen zovelen komen met het verlangen uw aangezicht te zien.
Zoals U deze stad hebt liefgehad en uit medelijden om haar huilde,
zo bid ik nu voor Sion en allen binnen haar muren.
Breng haar bewoners bijeen onder de vleugels van uw liefde.
En leer haar weerspannig hart eindelijk verstaan
datgene dat vrede schept.
In Uw naam bid ik, amen.

Jeruzalem functioneert hier op verschillende wijzen. Het is de stad waarheen pelgrims en toeristen komen om er God te zoeken. Het is tegelijkertijd de beweende stad, die vertroosting nodig heeft. De nadruk die op het bijzondere van Jeruzalem als heilige stad wordt gelegd leidt op geen enkele wijze tot exclusiviteit. Er wordt even nadrukkelijk als ruimhartig gebeden voor alle bewoners van de stad.

Het gebed vindt haar climax in de overtuiging dat de stad moet leren verstaan wat tot haar vrede leidt. Opnieuw worden hier geheel de stad en alle bewoners aangesproken. Wat ontdekt moet worden, wordt echter in het midden gelaten. Er wordt gerefereerd aan Jezus’ woorden bij zijn binnenkomst in Jeruzalem, als Hij huilt over de stad en over haar ongeloof in Hem. Daarin schuilt een impliciete oproep tot bekering. Door de woordkeuze blijft het echter mogelijk ook een politieke invulling te geven aan het geheel. In dat geval wordt gesteld dat de bewoners van de stad niet verstaan wat vrede is en niet zodanig handelen dat vrede mogelijk wordt. Het gebed is niet expliciet christelijk. De tekst lijkt juist nadrukkelijk de verschillen tussen de godsdiensten te willen overstijgen.

Datzelfde zien we in een gebed voor vrede van de Evangelisch-Lutherse kerk, waarvan de tekst sterk aanleunt tegen een gedeelte van het Joodse Achttiengebed:27

Stel vrede, goedheid en zegen,
genade, verbondenheid en erbarmen over alle mensen.
Zegen ons, onze Vader, ons allen als een, in het licht van uw aangezicht.
Want het is uw licht in donkere tijden,
dat ons zegen en barmhartigheid,
leven en vrede schenkt.
Geef ons kracht en moed om naar deze zegeningen te verlangen
en hen met onze medemensen te delen.
Geprezen zijt gij, o God, eer,
die uw volk met uw vrede zegent,
overal en in alle tijden.

Ook nu vinden we geen expliciet christelijke taal terug. En ook hier valt op dat de geloofsgemeenschap ruim wordt gedefinieerd, nu door het herhaalde spreken van ‘ons’ en ‘onze Vader’, ‘ons allen’ en ‘uw volk’. De vrede wordt in dit gebed betrokken op het hier en nu en krijgt zo de maat van het dagelijks bestaan. God geeft vrede, als ook goedheid en zegen.

De achtergrond van beide gebeden is de aanvechting. De te voeren strijd is een inerlijke strijd. De gelovige bidt voor Jeruzalem uit liefde en uit medelijden. De stad en haar bewoners hebben een bijzondere roeping, maar de situ­atie van het moment wordt getekend door donkerheid en, in de woorden van het eerste gebed, de weerspannig­heid van mensen. Wat nodig is, is Gods liefde en licht, maar ook zijn kracht en moed waardoor mensen blijven geloven in zijn zegen en daaruit zullen leven. We kunnen zeggen dat de tegenstelling tussen ideaal en werkelijkheid en de span­ning die dat met zich meebrengt in dit gebed zelf in het centrum worden geplaatst. Het is de innerlijke worsteling van de mens waar het om gaat. Het is de mens die de spanning moet onderkennen en tegelijker­tijd moet leren vasthouden aan zowel droom als ideaal.

Eenheid en verscheidenheid

Voorgaande bespreking geeft maar een zeer beperkt beeld van de christelijke presentie in Israël en de Palestijnse gebieden. Desondanks hebben deze vier vormen van gebed een indruk gegeven van de manier waarop verschillende groepen christenen in Israël en de Palestijnse gebieden reageren op de situatie waarin zij zich bevinden. Op emotio­nele wijze wordt in die situatie geleefd en geloofd. Persoonlijke en collectieve ervaringen bepalen samen met geloofs­overtuigingen hoe de situatie wordt beoordeeld en waarvoor wordt gebeden.

In deze paragraaf zullen de vier gebedsvormen nogmaals worden vergelijken, nu wat betreft de visie op Jeruzalem en op vrede. Daarna komen het beroep dat wordt gedaan op de profeten en de aard van het gebed aan de orde. In hoofdlijn wordt dan duidelijk waar overeenkomen en verschillen tussen de vier groeperingen liggen.

- Jeruzalem

Vooral op het punt van de particulariteit van Jeruzalem en het Joodse volk spant het tussen de benaderingen. Twee van de vier groeperingen brengen hun visie op Jeruzalem het meest expliciet onder woorden. Voor de christen-zionisten is de bijzondere positie van de stad gegeven met de verkiezing van Israël. Op deze wijze is God trouw aan zijn volk en aan de wereld als geheel. In deze visie liggen volk en staat Israël in elkaars verlengde en is het Joodse karakter van Jeruzalem kernmerk en voorwaarde van de vervulling van Gods beloften. De onwil van zowel moskee als kerk om de uniciteit van Israël te erkennen is daarom ronduit van kwade oorsprong en moet worden overwonnen.

Voor Palestijnse christenen ligt de nadruk juist op een universele humaniteit. Ieder mens is schepsel, iedere gelovige kind van God. Over een principieel verschil tussen Jood, christen en moslim wordt niet gesproken. Van Jeruzalem als Joodse stad kan geen sprake zijn. De stad kan wel heilig worden genoemd voorzover zij van bijzondere betekenis is voor de monotheïstische godsdiensten.

De opmerkelijke overeenkomst tussen beide groepen is hun gerichtheid op de politieke situatie en de inter­nationale publieke opinie. Beiden zien in elkaar dan ook een tegenstander en proberen de ideologie van de ander te ontmaskeren.28

Van de andere twee groeperingen, de messiasbelijdende Joden en de oecumenische protestanten, kan gezegd worden dat zij sterk sympatiseren met respectievelijk het christen-zionisme en de Palestijns-christelijke positie. Messiasbelijdende Joden en gemeenten zijn daarin soms heel expliciet. De meeste gemeenten richten hun aandacht echter op het welzijn van de leden. Als zij zich naar buiten richten is evangelisatie de voornaamste drijfveer. Bij de houding van oecumenische protestanten moet worden opgemerkt, dat die vooral gestempeld wordt door theologische terughoudendheid als ook door hun meervoudige loyaliteit, zowel richting Joden als Palestijnen. De bijzondere betekenis van de stad Jeruzalem wordt daarom wel genoemd, maar krijgt geen nadere invulling.

- Vrede

Zoals eerder gezegd, wordt door christenen in en om Jeruzalem weinig voor de vrede van de stad gebeden. Dat zal te maken hebben met de dagelijkse ervaring van onvrede, onrecht en ongeloof. Wil daaraan een einde komen, zeggen alle groepen, dan zal aan bepaalde voorwaarden moeten worden voldaan.

Het is opvallend dat de verschillende groepen de situatie verklaren met behulp van een strijdmotief. De christen-zionisten gaan hierin het verst, met een duidelijke vaststelling van de identiteit van de vijand, van datgene wat op het spel staat en de rol van christenen in de strijd. Maar ook voor anderen lijkt te gelden dat vrede als een situatie wordt gezien die slechts langs de weg van de strijd kan worden bereikt.

Vanuit de verschillende visies wordt steeds een ander aspect van vrede benadrukt. Voor Palestijnse christenen is vrede sterk fysiek bepaald. Het is een situatie van (politieke) gerechtigheid en zelfstandigheid en een leven van coëxistentie tussen Israël en Palestijnen. Eenzelfde aandacht voor het fysieke vinden we bij de christen-zionisten die hun uitgangspunt nemen in de beloften van het Jeruzalem dat centrum van de wereld zal zijn en waarheen de volken zullen komen om Tora te leren. Vrede is vooral de erkenning van Israëls verkiezing door de volkerenwereld. De protes­tanten nemen tussen deze groepen een middenpositie in. Voor hen heeft vrede met de bijzondere plaats van het Joodse volk te maken, maar zij zien vrede ook als het einde van de voortdurende strijd tussen de partijen in het conflict en, daar nog bovenuit stijgend, de mensheid in het algemeen. Het Schotse gebed zegt dat daarvoor een innerlijk besef nodig is van datgene dat tot vrede leidt. Besef van eigen falen en bekering tot geloof in Jezus Christus lijken met die woorden te worden geïmpliceerd. Het ontbreken van een expliciete invulling van de vrede is echter veelzeggend. De eerder genoemde terughoudendheid komt op dit punt het sterkst naar voren en zou ook wel verlegenheid als oorzaak kunnen hebben. Messiasbelijdende Joden trekken daarentegen de lijn van bekering tot zijn uiterste consequentie door. Voor hen bestaat er een grote afstand tussen de vrede van de wereld en de vrede die Christus geeft. De aardse vrede valt geheel weg achter de geestelijke vrede die een mens nu kan vinden.

- Profeten

In de verschillende benaderingen van gebed neemt opmerkelijk genoeg de profetische stem een centrale plaats in, al is het ook steeds een ander aspect van de profeten dat wordt aangehaald. De profeten riepen op tot rechts­verschaf­fing, spraken van de bijzondere roeping van Israël, maanden tot bekering en brachten de droom van een vredevolle toekomst onder woorden. Net als we dat bij de interpretaties van 'vrede' zagen, zien we ook nu weer dat deze verschillende elementen worden uitvergroot en gebruikt om de situatie te interpreteren.

Dat wordt teruggegrepen naar de profeten valt te verklaren vanuit de ervaring van afstand en spanning tussen het Jeruzalem van nu en dat van het ideaal. De profeet verschijnt immers in het spanningsveld tussen heden en toekomst, tussen werkelijkheid en ideaal, tussen God en mens. Strijd of conflict is kenmerkend voor het bestaan van profeten. De verschillende groepen christenen nemen in feite zelf de positie in van de profeten en ontlenen daaraan het gezag om hun eigen confronterende of bemoedigende boodschap te doen horen.

- Aard van het gebed

Dat de vier gebedsvormen ondanks hun overeenkomsten van elkaar te onderscheiden zijn wordt bevestigd als we kijken naar hun visies op de aard van het gebed. Het is opvallend hoe groot de verschillen zijn als we kijken naar het adres van de gebedsvormen. Het gebed van Sabeel functioneert feitelijk als missionstatement richting anderen, met name buitenlanders van politiek invloedrijke landen als de Verenigde Staten en Europa. De proclamatie van de christen-zionisten is een vorm van bidden die, kijkend naar de fysieke realiteit, God en mens oproept vast te houden aan de beloften. Messiasbelijdende Joden geven daarentegen met hun liederen op emotionele wijze uitdrukking aan de boodschap dat bekering nodig en mogelijk is. Deze boodschap functioneert tegelijkertijd als bevestiging van eigen geloof en als oproep aan anderen. De oecumenische protestanten hebben, tot slot, een gebedsvorm die voornamelijk meditatief van aard is. Daarin wordt allereerst de individuele gelovige zelf aangesproken met zijn emoties, verlangens en moeiten.

Evaluatie en perspectief

Samenvattend kunnen we vaststellen dat de vier beschreven gebedsvormen illustraties zijn van de wijze waarop christenen in Israël en de Palestijnse gebieden omgaan met de spanning tussen ideaal en werkelijkheid en uiteen­lopende vormen van de contextualisatie van het christelijk geloof vertegenwoordigen. Opvallend is de grote intensiteit van de gebedsteksten. We zien daarin terug hoe vermeende belangen, maar ook de christelijke identiteit zelf op het spel staat. Tegelijkertijd moeten we constateren dat christenen, levend in dezelfde werkelijkheid, zich toch ook in geheel verschillend situaties blijken te bevinden. De werkelijkheid zelf wordt geheel verschillend ervaren en geïnter­preteerd. Daarin zien we de kracht van de wijze waarop het christelijk geloof ingaat in de context.

De verschillende vormen van contextualisatie tonen echter ook de zwakte van het proces. De geloofsvisies die naar voren komen staan immers gedeeltelijk tegenover elkaar en geven daardoor een verwarrende indruk van de zeggingskracht van het christelijk geloof. Problematisch is echter vooral dat in drie van de vier modellen een tegen­stelling wordt gecreëerd tussen groepen mensen. Slachtoffers en daders, gelovigen en ongelovigen, uitverkorenen en vijanden worden tegenover elkaar geplaats als eenvoudig te scheiden groepen. Een specifiek, profetisch geladen perspectief wordt gebruikt om met gezag zowel de situatie als de mensen daarin te beoordelen. Soms neigt het gebed voor de vrede van Jeruzalem er nota bene toe bestaande vijandsbeelden te versterken of toch in elk geval niet tegen te spreken. De gebeden lijken daardoor bij te dragen aan de polarisatie tussen groepen mensen in het algemeen en christenen in het bijzonder.

In aansluiting daarop kunnen we er niet aan voorbijgaan, dat we met deze vier vormen van christelijke presentie in Israël en de Palestijnse gebieden te maken hebben met werelden die goeddeels van elkaar gescheiden zijn. Dat wordt vooral hierdoor onderstreept, dat er slechts beperkt contact is tussen leden van de vier groeperingen. De visie van de ander wordt misschien wel gekend of zelfs bewust bestreden, maar van open onderlinge communicatie is slechts zelden sprake. Men beoordeelt elkaar als mede- of tegenstander. Dat is het directe gevolg van een situatie waarin velen dagelijks moeten zien te leven met onrecht, onveiligheid en angst. Tegelijkertijd laat het zien hoe christenen zich terugtrekken in hun eigen wereld en angstvallig afstand houden van de ander. Door een ontmoeting met diens werkelijkheid worden eigen overtuigingen immers aangevochten. We stuiten hier op een opmerkelijke parallel tussen de realiteit van de situatie en de christelijke gemeenschap. Een van de kenmerken van conflict en oorlog is immers dat het eigen gelijk voortdurend moet worden bevestigd. In de wijze waarop zij naast elkaar leven, weerspiegelen deze christelijke groeperingen de fragmentarisatie die kenmerkend is voor de bevolking van Jeruzalem.29

Psalm 122, waarin gevraagd te bidden voor de vrede van Jeruzalem bevat in dit verband enkele opmerkelijke passages. Ten eerste getuigt de psalm van het besef dat onderweg zijn naar Jeruzalem een gezamenlijke onderneming is. Onderlinge eenheid wordt beleefd en bezongen door de pelgrims. Maar daarnaast geeft de psalmist in vers 8 aan dat hij vrede wenst voor de stad vanwege zijn broeders, maar ook omwille van zijn vrienden in Jeruzalem. De schrij­ver zal dat exclusief Joods hebben verstaan. De kerk, die de vrede belichaamd ziet in Jezus Christus, kan daarin niet meegaan. Hij is immers vrede geworden voor zowel Israël als de volken en dat betekent dat de categorieën ‘broeders’ en ‘vrienden’ anders gedefiniëerd worden en wel zo dat deze in elk geval zowel Joden als christenen omvatten. Waar het me hier om gaat is dat de tekst kan worden gelezen als de opdracht om juist temidden van verdeeldheid en conflict contact te zoeken met de ander en vriendschappelijke banden na te streven. Als we dat in eerste instantie toespitsen op de onderlinge betrekkingen binnen de christelijke gemeenschap, dan kunnen we daarin de opdracht herkennen die besloten ligt in Jezus’ gebed om de onderlinge eenheid van de gelovigen.30

In een gebed voor Jeruzalem, dat recentelijk is voorgesteld voor gebruik in de eredienst van de Protestantse Kerk in Nederland komt dit thema voor. Dat juist een oecumenisch protestantse kerk dit thema opneemt is geenszins verrassend. Het is desondanks opmerkelijk dat we in dit gebed ‘Om een stad van vrede’ veel elementen vinden, die we in de bespreking van de vier gebedsvormen tegenkwamen. Ze worden echter niet tegen elkaar uitgespeeld, maar met elkaar verbonden. Naast het ideaal van de stad van vrede, komt de stad van het hier en nu te staan, waarin geleefd en geleden wordt. Naast het ideaal waarin mensen naar Jeruzalem komen om er, voorafgegaan door Israël, Gods naam te zegenen, staat nu de werkelijkheid, waarin de strijd tussen mensen maar voortgaat, zowel in Jeruzalem als daarbuiten. Het gebed vindt haar climax in de volgende zinnen:31

Dat er mensen in ons midden zijn die de hoop levend houden op een stad van vrede
Waarin wij aan één tafel zitten met hen die wij niet begrijpen
en die wij nauwelijks kunnen aanvaarden -
Daarom roepen wij: geef vrede, Heer, geef vrede.

In dit gebed wordt de spanning tussen ideaal en werkelijkheid sterk verwoord. Tegelijkertijd komt besef van mense­lijke beperktheid, de pijn van onderlinge verdeeldheid en het verlangen naar gemeenschap naar voren. In die lijn verder denkend, kunnen we zeggen dat de roep van christenen in Israël en de Palestijnse gebieden om gerechtigheid of om bekering, hun inzet voor Israëls bestaan en hun worsteling met de situatie niet hoeven en niet mogen ver­dwijnen, maar dat ze evenmin verabsoluteerd mogen worden zoals nu het geval is. In de onderlinge tafel­gemeen­schap wordt ‘vrede’ niet alleen beleefd, maar ook gesticht.

Elke christelijke visie op de complexe situatie van Jeruzalem en elk gebed als afspiegeling daarvan, zal zich niet alleen rekenschap moeten geven van Jezus’ oproep tot onderlinge eenheid, maar eveneens van de zegen waarmee Hij de vredestichters in het hier en nu, tussen ideaal en werkelijkheid, gelukkig prees.32

Kees Jan Rodenburg


Noten:

1 Dit artikel is een bewerking van een lezing die op 24 maart 2007 werd gegeven tijdens een symposium dat door het Centrum voor Israëlstudies in Ede werd georganiseerd. Een verslag van de dag is te vinden op www.centrumvoor­israelstudies.nl. Tenzij anders aangegeven zijn de vertalingen in dit artikel die van de auteur.

2 Vgl. de Joodse traditie van een naast elkaar bestaan van een ‘Jeruzalem van boven’ en een ‘Jeruzalem van beneden’ en de bespreking daarvan in S. Janse, Paulus en Jeruzalem. Een onderzoek naar de heilshistorische betekenis van Jeruzalem in de brieven van Paulus, Zoetermeer 2000, 86vv.

3 Voor een bespreking van de ‘grote litanie om vrede’ uit de voor byzantijns-orthodoxe kerken gezaghebbende liturgie van Chrysostomus, zie C. Kucharek, The Byzantine-Slav Liturgy of St. Chrysostom. Its Origins and Evolution, Combermere 1971. Voor bespreking van de plaats en betekenis van Jeruzalem in christelijke liturgische teksten, hymnen en rituelen zie M.J.H.M. Poorthuis, Jeruzalem in de christelijke liturgie, in: A.W. Rosenberg e.a., Jeruzalem in jodendom, christendom en islam, OJEC-serie 4, Kampen 1986. Voor het islamitische gebed voor Jeruzalem zie E. Verwaal, Jeruzalem (AL-Koeds) in de Islam, in hetzelfde werk. Joodse gebeden voor Jeruzalem en de vrede zijn met name te vinden in het Achttiengebed en het gebed voor de staat Israël. Zie D.J. van der Sluis e.a., Elke Morgen Nieuw. Inleiding tot de Joodse gedachtenwereld aan de hand van het Achttiengebed, B. Folkertsma Stichting voor Talmudica 1978.

4 Evenzo werden dit voorjaar de gebeurtenissen van 1948 aan Israëlische zijde gevierd als zestig jaar onafhanke­lijk­heid, maar aan Palestijnse zijde als zestig jaar 'Nakba' (ramp) herdacht.

5 De onderscheiding van deze vier groeperingen doet geen recht aan de complexe werkelijkheid. Desondanks is de indeling hier behulpzaam, omdat zo de positie van uiteenlopende vormen van christelijke presentie wordt verhelderd. Voor een overzicht van christelijke kerken en gemeenschappen in Israël en hun motieven, zie S. Schoon, Christelijke presentie in de Joodse Staat, Kampen 1982.

6 De kritische reflectie die hier gegeven wordt heeft niet de beoordeling van het persoonlijke gebed van anderen tot doel. Dit artikel wil een bijdrage leveren aan de bezinning op het gebed voor Israël. Niet persoonlijke gebeden, maar openlijk toegankelijke gebedsteksten of commentaren daarop zijn het uitgangspunt van de bespreking.

7 In Israël wordt gesproken van Arabisch christenen. Hun aantal betreft ongeveer 120 duizend. Zie Israël Central Bureau of Statistics, Statistical Abstract of Israël, 2005. Het aantal christenen in de Palestijnse gebieden wordt algemeen geschat op veertigduizend. Zo R. Soudah, Christians in the Holy Land: Across the Political and Economic Divide, Sabeel, Jeruzalem 2006. Rond de negentig procent van de Palestijnse christenen is aangesloten bij de Grieks-Orthodoxe, de Grieks-Katholieke of de Latijnse kerk. Zie P.S. Colbi, A History of the Christian Presence in the Holy Land, Lanham 1988.

8 Over kerkfamilies en hun onderlinge verschillen: A. Wessels, ‘Het Midden-Oosten: Bakermat en Smeltkroes’, in: A. Camps, L.A. Hoedemaker, M.R. Spindler, F.J. Verstraelen (red.), Oecumenische Inleiding in de Missiologie. Teksten en konteksten van het wereldchristendom, Kampen 1988. Over de geschiedenis van de kerken in Israël, zie P.S. Colbi, a.w. en A. Pacini, ‘Socio-Political and Community Dynamics of Arab Christians in Jordan, Israel, and the Autonomous Palestinian Territories’, in: A. Pacini (ed.), Christian Communities in the Arab Middle East. The Challenge of the Future, Oxford 1998.

9 Vgl de tekst van A Message of Concern to all the Palestinian People van kerkleiders in Jeruzalem, 12 januari 2007. Zie ook N.S. Ateek, Justice, and only Justice. A Palestinian Theology of Liberation, New York 1989, 181v en H. Teule, ‘Oosterse christenen onder de islam en hun relatie met het Jodendom: enkele ontwikkelingen’, in: H. Teule, A. Wessels (red.), Oosterse christenen binnen de wereld van de islam. Kampen 1997.

10 Oprichter en directeur van Sabeel is de hiervoor genoemde Anglicaanse predikant N.S. Ateek. De teksten in deze paragraaf zijn te vinden op www.sabeel.org.

11 Referentie aan een Joodse traditie, die onder meer te vinden is in bKiddoesjien 49b.

12 De recente geschiedenis moet worden ingedeeld in de periode tot en de periode na de onafhankelijkheid van de staat Israël in 1948. De eerste periode is die van de protestantse zending onder Joden. Bekeerde Joden werden Hebreeuwse christenen genoemd. De tweede periode wordt gekenmerkt door de spontane vestiging van onafhanke­lijke individuen en groepen die zichzelf aanduidden als ‘messiaanse Joden’. Vgl. G. Nerel, Messianic Jews in Eretz Israel 1917-1967. Trends and changes in shaping self identity, Dissertatie in het Hebreeuws, Hebrew University Jerusalem 1996 en K. Crombie, A Jewish Bishop in Jerusalem. A life Story of Michael Solomon Alexander, Jerusalem 2006. Vanwege de gangbaarheid wordt in dit artikel de term messiasbelijdende Joden gebruikt.

13 Zie K. Kjaer-Hansen, B.F. Skjøtt (ed.), Facts and Myths about the Messianic Congregations in Israel. Jerusalem 1999 en L.E. Meijer, Terugkeer uit de ballingschap. Een onderzoek naar Messiasbelijdende gemeenten in Israël, GZB 1997. Door het ontbreken van statistieken zijn we aangewezen op schattingen. In het getal tienduizend zijn waar­schijnlijk enkele duizenden personen meegerekend die weliswaar tot een messiasbelijdende gemeente behoren, maar zelf geen Joodse ouder(s) hebben.

14 Algemene beschrijvingen van de wereldwijde beweging te vinden in D. Juster, P. Hocken, The Messianic Jewish Movement. An Introduction, Towards Jerusalem Council II 2004. Voor een bespreking van vragen rond de sterk omstreden Joodse identiteit van deze groepering zie G.H. Cohen Stuart, Niemandsland. Het dilemma van de Joods-christelijke identiteit, Nijkerk 1989 en idem, ‘Messiasbelijdende joden anno 1989’, in: C. Den Boer, M. Van Campen, J. Van der Graaf, Messiasbelijdende joden, vroeger en nu, 's Gravenhage 1989, 197vv.

15 Dit betekent overigens niet dat messiasbelijdende Joden zich onttrekken aan het sociale en politieke leven. Gemeenten en individuen zijn actief op welzijnsgebied, jongeren dienen in het leger en het stemgedrag tijdens verkiezingen is zeer uiteenlopend. Zie ook Meijer, a.w., 69vv.

16 Gegevens over aantallen zijn niet voorhanden. Mijn persoonlijke inschatting is dat we over enkele duizenden christenen spreken, die werkzaam zijn bij christelijke of Joodse organisaties. Een belangrijk deel van deze groep wordt gevormd door de vele tienduizenden bezoekers van het land. Met name tijdens het jaarlijkse loofhuttenfeest treden christen-zionisten nadrukkelijk naar buiten. De International Christian Embassee in Jeruzalem, die als centrum van de beweging functioneert, onderhoudt sterke banden met Israëlische politieke kringen.

17 Exemplarisch voor de christen-zionistische visie is H. Ronning, ‘The Land of Israël. A Christian Zionist View’, in M. Lowe (ed.), People, Land and State of Israel. Jewish and Christian Perspectives, Immanuel 22/23 1989, 132, die benadrukt dat christen-zionisten de verkiezing van Israel zien als bijbels concept en derhalve de terugkeer van Joden naar het land ondersteunen als ook de identiteit van Israël als natie en haar godsdienst respecteren. S. Gerssen, Modern Zionisme en christelijke Theologie, Kampen 1978, 219v, wijst een christelijke zionistische theologie af omdat deze kan leiden tot een hernieuwde poging het Jodendom in te lijven in een christelijke kader. Wel wil hij zich rekenschap geven van het eigene van het Joodse zionisme en daarmee in gesprek gaan. Een kritische analyse vanuit Palestijns christelijk hoek gaat vooral in op de politieke gevolgen van de theologische visie van het christen-zionisme. Zie N. Ateek, C. Duaybis, M. Tobin (ed.), Challenging Christian Zionism. Theology, Politics and the Israël-Palestine Conflict, London 2005.

18 Zie bij voorbeeld de rubriek gebed in het maandblad Christenen voor Israël Aktueel, Nijkerk.

19 De nadruk op het Oude Testament is exemplarisch voor de hermeneutiek van de groepering. Zie G. Gunnar, ‘Keys for Understanding the Christian Zionists’ Interpretation of the Bible’, in: N. Ateek, C. Duaybis, M. Tobin (ed.), a.w., 76v.

20 Sjomer in Jesaja 62:6 en notzri bij voorbeeld in Jeremia 31:6. De Statenvertaling spreekt van wachter en hoeder.

21 In het moderne Hebreeuws is de notzri een volgeling van Jezus de Notzri. Etymologisch kan dat herleid worden tot de plaatsnaam Nazareth, of tot iemand die onder een gelofte staat.

22 Zie de website met de naam www.neverbesilent.org. Ondanks de aangehaalde tekst is antipathie tegenover Arabieren geen algemeen kenmerk van het christenzionisme, zoals S. Sizes stelt in ‘The Theological Basis of Christian Zionism - On the Road to Armageddon’, in: N. Ateek, C. Duaybis, M. Tobin (ed.), a.w., 70v.

23 Inleiding van de Israël Gebedsbrief februari/maart 2007 van de Stichting Christenen voor Israël. Vgl. S. Sizer, a.w., 67v.

24 Tot deze groep worden naast de Evangelisch-Lutherse en de Schotse kerk ook de Anglicaanse kerk gerekend. Het gezamenlijk aantal leden ligt in de orde van enkele duizenden. Zie Colbi, a.w.

25 P. Heldt, M. Lowe, ‘Theological Significance of the Rebirth of the State of Israel - Different Christian Attitudes’, in: M. Lowe (ed.), 140v.

26 De tekst is te vinden op een gebedenblad dat toeristen wordt uitgereikt in de Schotse kerk Saint Andrews in Jeruzalem.

27 Evangelisch-Lutherse Erlöserkirche, Jeruzalem. Het Joodse Achttiengebed zegt daarentegen: "Stel vrede, goedheid en zegen, genade, verbondenheid en erbarmen over ons en over heel uw volk Israël. Zegen ons, onze Vader, ons allen als een, in het licht van uw aangezicht. Want in het licht van uw aangezicht hebt ge ons gegeven, Heer onze God, de tora des levens en de liefde der verbondenheid, gerechtigheid en zegen, erbarmen en leven en vrede. En goed is het in uw ogen om uw volk Israël te zegenen te allen tijde, elk uur, met uw vrede. Gezegend zijt gij, Heer, die zijn volk Israël zegent met vrede." Vertaling uit D.J. van der Sluis e.a., a.w., 19.

28 P.C. Merkley, Christian Attitudes towards the State of Israel. Londen 2001, 174v, spreekt van christelijk zionisme en christelijke anti-zionisme. Tot de tweede groep rekent hij de protestantse kerken, die aanvankelijk de stichting van de staat Israël steunden, maar in de loop der eeuw een sterk kritische houding hebben aangenomen.

29 Vgl. de veelzeggende titel van E. van Diggele, Heilige Ruzies. Christenen in Israël, Amsterdam 2007.

30 Johannes 17:20-23. N.S. Ateek, a.w., 161, spreekt weliswaar over het overwinnen van bitterheid en vijandschap en noemt dat een leven onder het kruis, maar doelt daarmee niet op de relatie met christenen die andere overtuigingen hebben.

31 Commissie voor het Dienstboek van het Samenwerkingsorgaan voor de Eredienst van de Samen-op-wegkerken, Dienstboek, een proeve. Schift-maaltijd-gebed, Zoetermeer 1998, 800v.

32 Matteus 5:9.


Verschenen in Kerk en Theologie, 59/3, juli 2008