Gespreksvragen bij hoofdstuk 3 (blz. 62-69) van Hoop voor Israël. Perspectieven uit Handelingen

De belofte - eerst voor Israël, dan voor de volkeren

De betekenis van Handelingen 2:39


  1. Wat vindt u van de volgende uitspraak: ‘Uit Handelingen 2: 39 blijkt duidelijk dat Pinksteren allereerst een feest is om de trouw van God aan Israël te bewonderen.’ Waarom bent u het er wel of niet mee eens?

  2. Wordt het Pinksterfeest terecht ‘het grote zendingsfeest van de christelijke kerk’ genoemd?
    Bespreek met het oog op deze gespreksvraag het volgende citaat:
  3. Zo is Pinksteren vanuit het zicht op de onverbrekelijke verbondenheid van Israël en de kerk inderdaad zendingsfeest. Maar dan wel een zendingsfeest waarbij de zendingscommissie niet langer gescheiden optrekt van de commissie Kerk en Israël. Of liever nog een zendingsfeest waarbij het perspectief op de volkeren het zicht op Israël vooronderstelt.

  4. Hoe kunnen we aan de hand van de tekst het goed recht van de kinderdoop zo aangeven dat er geen enkele ruimte wordt gegeven aan vervangingstheologie? Met andere woorden: Als de belofte in de eerste plaats op de Joodse ‘kinderen’ slaat, wordt de tekst dan nog wel terecht aangehaald in ons klassieke Doopformulier?

J. Hoek

< >