Gespreksvragen bij hoofdstuk 5 (blz. 103-132) van Hoop voor Israël. Perspectieven uit Handelingen

Conflict en polemiek

De rede van Stefanus in Handelingen 6 en 7


  1. beeld van Stefanus Bekijk de afbeelding van Stefanus. Hoe heeft de kunstenaar de apostel neergezet; wat drukken de verschillende lichaamsdelen uit? Welke aspecten van Stefanus’ persoonlijkheid en boodschap ontbreken? Hoe zouden die in een beeld kunnen worden vastgelegd?

  2. Het beeld typeert Stefanus als martelaar. De tekst voegt daaraan toe dat hij geloofsgetuige was. Hoe hangen beide samen, voor Stefanus, voor de Joods-christelijke gemeenschap zoals die in Handelingen wordt geschetst en voor de kerk in de 21e eeuw?

  3. Stefanus reageert op de aanklacht die tegen hem wordt ingebracht door de geschiedenis van Israel met eigen woorden na te vertellen. Wat bereikt hij hiermee?

  4. Ook in de relatie tussen Israël en de kerk speelt een gezamenlijke (voor)geschiedenis een grote rol. Welke hoogte- en dieptepunten uit die geschiedenis zijn voor het hier en belangrijk? Welke rol speelde daarin het getuigenis van Jezus Christus?

  5. We leven in een tijd waarin de interesse voor het verleden afneemt. Hoe kunnen we de christelijke verbondenheid met het Joodse volk onderwijzen? Helpt het om de geschiedenis, net als Stefanus, concreet te maken aan de hand van gebeurtenissen en personen?

  6. De tekst van Handelingen 7 bevat een aantal harde uitspraken over het Joodse volk. De auteur van het artikel stelt dat het een heilloze weg is de polemische delen uit Stefanus’ rede weg te snijden (blz. 122). Wat is zijn argument daarvoor en bent u het daarmee eens?

  7. In plaats van ‘wegsnijden’ is het volgens de auteur beter om de potentiële negatieve kracht van scherpe uitspraken te onderkennen. Op welke manier kan worden voorkomen dat zulke teksten een eigen leven gaan leiden, los van de strekking in Stefanus’rede? Waar gaat kritiek over in antisemitisme of anti-judaïsme?

  8. Elkaar aanspreken en terechtwijzen is een riskant gebeuren, zegt het Joodse verhaal (blz. 131,132). Volgens zowel Leviticus 19:17 als 1 Tessalonicenzen 5:14-15 behoort de terechtwijzing tegelijkertijd wel tot de heiliging van het (gemeenschaps)leven. Wat zijn daarvoor noodzakelijke voorwaarden? Wat betekent dit voor de relatie tussen Joden en christenen?

C.J. Rodenburg

< >