studiereis > verslag > april 2007

‘Tussen twee bergen’

Verslag van de studiereis in april 2007

Korte impressie van de lezingen tijdens de studiereis

De Tien Woorden in Joodse context

Raphi JOSPE gaf een algemene inleiding op de Tien Woorden in Joodse context. Naast een korte bespreking van een aantal geboden, waarschuwde hij vooral om de Tien Woorden niet los te maken uit het totaal van de 613 geboden van de Tora. Om dat te benadrukken is in het Jodendom de beslissing genomen de Tien Woorden niet langer een aparte plaats te geven in de liturgie van het morgengebed in de synagoge. Dat is vooral te interpreteren als een reactie op de anitnomistische houding van de Messiasbelijdende Joden, die de tien geboden isoleerden van de rest van de Tora, waaraan zij zich niet meer gebonden achtten. Het blijft in het Jodendom altijd om de gehele Tora gaan.

Ondertussen zijn er van de Tien Woorden wel mooie dingen te zeggen. Zoals de nauwe overeenkomst tussen de Tien Woorden van en de tien woorden die God sprak bij de schepping: in feite vormen de Tien Woorden die God aan Mozes gaf de zin van de totale schepping.


Een zelfde geluid liet rabbijn Benjamin JACOBS horen bij de voorbereidingsbijeenkomst voor de reis, over de Tien Woorden in Joods perspectief. Hij ziet geen verschil tussen de schriftelijke en mondelinge Tora, omdat deze beide als openbaring van God aan Mozes gegeven zijn. We kunnen de schriftelijke Tora dus niet isoleren van de mondelinge Tora, en we kunnen de Tien Woorden daarin evenmin isoleren van de rest van de Tora. Dit alles vormt in het Jodendom één geheel. Wij mogen zelf niet gaan uitmaken, wat ons belangrijker voorkomt en wat we minder belangrijk vinden. Dat zou een willekeur in het luisteren naar de Tora meebrengen, waardoor we in feite onze eigen Tora maken en niet meer echt willen luisteren naar wat God van ons vraagt.

Die bereidheid echt te willen luisteren naar Gods openbaring, herkent Jacobs bij de mensen die betrokken zijn bij het CIS, zo zei hij. Hij voelt zich daarmee verwant, in een gezamenlijk afwijzen van een liberaler denken over het gezag van de Schrift. Tegelijk waarschuwt hij voor het isoleren van de tien geboden uit het geheel van Gods openbaring.

Een brug slaan tussen de Tora en de gemeenschap vandaag

Rabbijn Einat RAMON gaf ook aan echt te willen luisteren naar de Tora. Zij sprak over de uitdaging om de Tora uit te leggen aan de gemeente vandaag. Daarbij vindt zij het van groot belang in de eerste plaats recht te doen aan de historische betekenis van de tekst. Zij distantieert zich van benaderingen waarin die historische betekenis niet meer zo van belang is. Dat is het geval in de ultra-orthodoxie en in het postmodernisme, uitersten die elkaar op dit punt raken.

Tegelijk heeft ze in haar lezing uitgelegd op welke manier zij probeert een brug te slaan tussen de historische betekenis van de tekst en de gemeenschap van vandaag, die met de Tora wil leven. Het is voor Ramon van groot belang dat de Schrift zelf normatief is in het slaan van de brug tussen de tekst en de gemeente vandaag. Daarbij spelen de hermeneu­tische regels uit het Jodendom een grote rol. Deze regels moeten de grammatica van de tekst volgen. De tekst zelf moet dus aangeven op welke manier deze kan worden toegepast.


Rabbijn Meïr RUBINSTEIN zocht een brug te slaan tussen het tiende gebod en de toepassing daarvan voor ons vandaag. Ook hij gebruikte daarbij de hermeneutische regels, zoals die op naam van Hillel zijn overgeleverd. Voor het tiende gebod is het van groot belang, dat dit gebod doenlijk moet zijn. God kan ons geen gebod geven, dat wij niet kunnen volbrengen. Je moet met de Tora kunnen werken, anders is die Tora niet van waarde voor ons. Het lijkt bij het tiende gebod misschien te gaan over begeerten van het hart, waar geen mens wat aan kan doen. Maar dat kan de bedoeling niet zijn.

Met behulp van genoemde uitlegregels laat Rubinstein zien dat het in het tiende gebod gaat om een praktisch gebod: God verbiedt hier iedere poging om metterdaad iets in bezit te krijgen, wat niet van jou is. Pas wanneer het verlangen wordt omgezet in een praktische daad, wordt het tiende gebod dus overtreden. Deze benadering onderstreept het Joodse adagium: Gods Woord is niet in de hemel, zodat het voor ons niet te doen zou zijn.

Uitleg van Jezus in de bergrede

Prof. Serge RUZER heeft de Bergrede besproken vanuit eenzelfde gedachte: wat hier staat moet volgens de bedoeling van Jezus doenlijk geweest zijn, anders hebben woorden van Tora geen zin. Hij vat de bergrede op als een interpretatie van de Tora door Jezus. Deze interpretatie springt niet uit de kaders van de toenmalige rabbijnse discussies over de Tora. Jezus leert als rabbi, met de grammatica en de benadering die ons bekend is vanuit toenmalige Joodse benaderingen van de tekst.

In de bergrede probeert Jezus dus geen nieuwe Tora te geven, Hij schaft de Tora ook niet af, noch beweert Hij dat we de Tora niet zouden kunnen doen. Hij geeft wel een nieuwe interpretatie van de Tora, echter binnen dezelfde denkkaders als die van andere rabbijnen uit zijn tijd.

Christenen en de Tora

De lezing van prof. Joseph SHULAM (over de Noachitische geboden) sloot daar nauw bij aan, nu niet vanuit uitsluitend Joods, maar vanuit Joods-christelijk perspectief. Ook Shulam geeft aan dat de Tora gegeven is om gedaan te worden, en dat wie gelooft in Jezus Christus daar op dezelfde manier mee bezig zal zijn, namelijk om God erdoor te eren. Wie door de Geest geleid wordt zal zich niet alleen aan de vier Noachitische geboden willen houden, die als een soort minimum aan de christenen uit de heidenen worden voorgehouden in Handelingen 15.

Die vier Noachitische geboden vormen de kern, het eerste begin, maar de apostelen willen het daar niet bij laten. Ofschoon zij de heidenen op dat moment niet willen dwingen, gaan zij ervan uit, dat de Heilige Geest deze heidenen verder zal leiden in het luisteren naar de Tora, die immers in elke stad waar heidenen tot geloof komen, in de synagoge wordt gelezen.

De kerk uit de heidenen blijft de Joden dus nodig hebben, om met God te kunnen leven volgens de Tora. Zonder de Joden zal de kerk niet verder kunnen komen in het leven met God en in het vinden van de ware humaniteit.


Over de leiding door de Heilige Geest in het leven naar de geboden sprak ook father NILSSON in het St. Catharina­klooster. In de Grieks orthodoxe traditie zijn de Tien Woorden van belang, maar worden deze vooral in samenhang gezien met de leiding door de Heilige Geest. Daarbij zal de Geest zelf zowel de tien geboden als het gehele Woord in het hart leggen, wanneer iemand zich werkelijk door Gods Geest zal laten leiden.

Er is een legende van iemand die de woestijn werd ingestuurd met slechts één woord van God, met de opdracht dat woord te leren. Toen hij na verloop van tijd terug kwam, kwam hij uit de woestijn met het gehele Woord van God. De Geest is niet afhankelijk van het Woord, maar leidt wel tot het gehele Woord.


In de voorbereidingssamenkomst met prof. dr. Mart-Jan PAUL (de Tien Woorden in christelijk perspectief) en prof. dr. Jan HOEK (De vervulling van de wet in het leven van de christen) kwam ook naar voren dat het niet altijd eenvoudig is ‘het blijvende’ uit de Tora te destilleren. Welke norm moet worden gehanteerd om aan te geven wat wel en wat niet gehandhaafd wordt in het Nieuwe Testament vanuit de Tora? Daarbij gaven ook zij aan, het problematisch te vinden, wanneer men de Tien Woorden gaat isoleren van het totaal van de Tora. Beter is het de grote - heilshistorische - verbanden waarin deze woorden gegeven zijn, te laten staan. Daarmee worden deze woorden niet gerelativeerd in hun betekenis voor de ethiek. Het schriftberoep voor het leven van een christen blijft mogelijk en noodzakelijk. Doch dit kan niet op een atomistische manier worden opgevat, los van de verbondenheid met Christus, waar deze woorden ons willen brengen.

Wanneer dit verband gezien wordt, kunnen ook woorden die in directe zin geen betekenis meer hebben voor een christen, van blijvende betekenis zijn. Ook wat in de Tora voorbij is, heeft blijvende waarde. Over ‘vervullen’ zal men niet te formalistisch moeten denken en spreken.

Enerzijds is er voor een christen dus een veel lossere band met de Tora dan voor de Jood, anderzijds blijft de Tora van betekenis, niet slechts als verhaal; omdat het het verhaal is van Hem met wie wij ons verbonden mogen weten in onze navolging, is datzelfde woord er ook voor de moraal. De wetten blijven ook voor een christen uit de heidenen van betekenis in het kader van de gehele Tora.

Dat gehele kader kan helpen om te zoeken hoe de wetten moeten worden toegepast in de gemeente vandaag. Daarin is ook voor christenen uit de heidenen veel te leren van de Joodse benadering van de Tora, zo hebben we tijdens de reis gemerkt.

Gemeenschappelijke taal

Een lezing met een geheel eigen karakter was die van prof. dr. Israël YUVAL. Hij sprak over ‘de aanhef van de zaligsprekingen en de Joodse polemiek tegen de christenen’. Twee onderwerpen die op het eerste oog wellicht niet bij elkaar passen. Hij toonde echter aan, dat de bergrede in het Jodendom bekend is geweest, en dat men als tegenhanger tegen de zaligsprekingen uit christelijke traditie een aantal eigen ‘zaligsprekingen’ in de liturgie van het morgengebed heeft opgenomen. Deze ‘zaligsprekingen’ beperken zich echter met nadruk tot het Joodse volk en tot hen die volgens Joodse traditie tot God bidden. Daarin is een bewuste polemiek tegen de universele strekking van de zaligsprekingen in de bergrede van Jezus.

Er zijn uit de eerste eeuwen meer toevoegingen aan de liturgie aan te wijzen, waaruit een bewuste antichristelijke polemiek blijkt. Die polemiek werd niet openlijk gevoerd. Er zijn geen antichristelijke geschriften van Joodse zijde uit de eerste tien eeuwen van onze jaartelling bekend. Dat komt echter niet omdat de polemiek er niet was, maar omdat men er verlegen mee was.

Die verlegenheid is er nog steeds. Veel reacties op de kerk zijn ook vandaag nog verborgen. Terwijl van christelijke zijde de polemiek gestopt is, zal er nog lange tijd nodig zijn, voordat dat aan Joodse zijde ook het geval is. Yuval ziet het als een belangrijke taak voor de kerk en voor het Jodendom in onze tijd om een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen, opdat wij elkaar beter leren verstaan.

Michael Mulder