Sjabbat 4 september = 27 elloel
Elke sjabbat wordt in de synagoge gelezen uit de Tenach (wat wij het Oude Testament noemen). Wij lezen vandaag mee.
In de synagoge wordt gelezen: Deuteronomium 29:9-31:30; Jesaja 61:10-63:9
Lezingen in de synagoge
In de synagoge wordt elke sjabbat een deel uit de Tora gelezen – in elke synagoge hetzelfde gedeelte. Vandaag is dat Deuteronomium 29:9-31:30. Dit gedeelte is heel sprekend op deze sjabbat. Het begint met ‘U staat heden allen voor het aangezicht van de HEERE’ – en dan volgen indringende waarschuwingen. Zelfs wordt de ballingschap voorzegd. Maar ook ommekeer.
In deze tijd, tot Grote Verzoendag, is dat in het jodendom hét themawoord: ommekeer, terugkeren, zich omkeren, zich bekeren. We gaan het er nog heel veel over hebben! Juist dat woord klinkt keer op keer in Deuteronomium 30:1-10, maar in de vertaling is dat helaas niet goed terug te vinden. Het woord wordt gebruikt voor de terugkeer tot God én voor de terugkeer naar het land – en zelfs voor hoe de HERE zich omkeert tot zijn volk en een ommekeer brengt in hun lot.
1 Het zal gebeuren, wanneer al deze dingen, de zegen en de vervloeking die ik u voorgehouden heb, over u komen, dat u het weer ter harte zult nemen [‘laat terugkeren in uw hart’] onder alle volken waarheen de HEERE, uw God, u verdreven heeft.
2 En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied.
3 Dan zal de HEERE, uw God, een omkeer brengen in uw gevangenschap en Zich over u ontfermen. Hij zal u weer [‘terugkerend’] bijeenbrengen uit al de volken waarheen de HEERE, uw God, u verspreid had.
(...)
8 En ú zult zich bekeren, de stem van de HEERE gehoorzaam zijn en al Zijn geboden, die ik u heden gebied, houden. 9 De HEERE, uw God, zal u overvloed geven in al het werk van uw handen, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw land, ten goede. Want de HEERE zal Zich weer [‘terugkerend’] over u verblijden, zoals Hij Zich over uw vaderen verblijd heeft, 10 wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent door Zijn geboden en Zijn verordeningen, die in dit wetboek geschreven zijn, in acht te nemen; wanneer u zich bekeert tot de HEERE, uw God, met heel uw hart en met heel uw ziel.
Er wordt ook altijd een gedeelte uit de profeten gelezen. Vandaag is dat Jesaja 61:10-63:9. Dat sluit heel mooi aan bij de belofte van een totale ommekeer. Zie vooral het begin van Jesaja 62:
2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien,
en alle koningen uw luister;
u zult met een nieuwe naam genoemd worden,
die de mond van de HEERE bepalen zal.
3 U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE,
en een koninklijke tulband in de hand van uw God.
4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene,
en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij;
maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar,
en uw land: getrouwde;
want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden.
5 Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw,
zo zullen uw kinderen trouwen met u;
zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid,
zo zal uw God Zich over u verblijden.
Om over na te denken
- Wat leer je uit de Schriftlezingen voor deze sjabbat over ‘ommekeer’?
- In de kerk kennen we de advents- en lijdenstijd als perioden van voorbereiding op feestdagen, en de zelfbeproeving als voorbereiding op het Heilig Avondmaal.
Welke kernwoorden zou jij willen noemen bij hoe wij voorbereidingstijden hebben – als kerken, als gemeente, en ook persoonlijk?
We kunnen dan gaan zien welke overeenkomsten en verschillen er zijn met de manier waarop Joden hun tijd van voorbereiding op Grote Verzoendag gestalte geven.
Een Boom des Levens
Als de Torarol weer in de arke wordt geplaatst, zingt de gemeente:
Zij is een boom des levens voor wie haar vastgrijpen:
wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen.
Haar wegen zijn lieflijke wegen,
al haar paden zijn vrede. (Spr. 3:18, 17)
HEERE, bekeer ons tot U,
dan zullen wij bekeerd zijn!
Vernieuw onze dagen als vanouds. (Klaagl. 5:21)